Moet het gebruik van het begrip ‘klimaatadaptatie’ niet aangepast worden? Janbart van Ginkel, senior consultant gebiedsontwikkeling bij AT Osborne, vindt het op zijn minst het overwegen waard. Ook de bekostiging van maatregelen tegen de gevolgen van klimaatverandering is wat hem betreft aan revisie toe.
Er is iets merkwaardigs aan de hand met het begrip klimaatadaptatie. Aan de ene kant is het een ‘hot topic’. Iedereen kan zien dat er meer extreme regenbuien vallen, en dat er vaker sprake is van langdurige hitte en droogte. De klimaatverandering laat zich niet onbetuigd en dat vraagt om adaptieve maatregelen. Aan de andere kant lijkt de aanpassing aan die verandering niet overal even hoog op de agenda te staan. Bij de ontwikkeling van stedelijk gebied, bijvoorbeeld. Klimaatadaptatie blijkt daar een lastig begrip, dat qua urgentie plaats lijkt te hebben gemaakt voor de energietransitie. Opmerkelijk, omdat met name periodes van grote hitte enorme effecten kunnen hebben op de gebouwde omgeving en de gebruikers van die omgeving. Die effecten kunnen consequenties hebben voor het welzijn en de gezondheid van mens en dier. Hittestress kan leiden tot hogere sterftecijfers onder ouderen en kwetsbaren. Daarnaast ontstaan er, met name in hoog-stedelijke gebieden, zogeheten hitte-eilanden, waar het op termijn letterlijk niet meer is uit te houden. Dit kan onder meer leiden tot een scherpe daling in klandizie en omzet van stedelijke ondernemers.
Als opdrachtgevers en hun adviseurs nadenken over de ontwikkeling van nieuw stedelijk gebied, gaat het om een ruimte waar mensen zullen wonen, werken en verblijven. Dat gebruik moet mogelijk blijven; ook als het water met bakken uit de hemel komt of het kwik langdurig tot grote hoogte stijgt. Met dergelijke omstandigheden kun je rekening houden. Soms gebeurt dat wel, maar soms ook niet. Dat kan afhangen van de fysisch-geografische situatie en de te verwachten overlast binnen een gebied, maar ook van de bestuurskracht en de bereidheid in een gemeente om er iets aan te doen.
Als het aan dat laatste ontbreekt, wordt dat vaak veroorzaakt door een gebrek aan kennis bij gemeentelijke beleidsbepalers en bestuurders. Zij zijn zich onvoldoende bewust van mogelijke financiële effecten van klimaatverandering. Dat is op zich vreemd, omdat gerenommeerde instellingen dergelijke effecten grondig hebben doorberekend. Toch is die lacune begrijpelijk. Want stel dat uit die berekening blijkt dat jouw gemeente de komende 30 jaar 500 miljoen euro klimaatschade lijdt als maatregelen voor klimaatadaptatie uitblijven… wat moet je als wethouder met dergelijke informatie? Het bedrag is bizar groot, de termijn ruim het zevenvoudige van de reguliere zittingsperiode van een gemeentebestuur.
Een dergelijke boodschap is te abstract en brengt niet de benodigde urgentie teweeg. Het staat te ver af van gemeentelijke bestuurders, het staat te ver af van de kiezers. Misschien wordt het tijd om de discussie op een andere manier en in andere bewoordingen te adresseren. Stel je voor dat we het woord klimaatadaptatie simpelweg niet meer gebruiken. Dan stellen we er iets concreets voor in de plaats zoals ‘investeren in bomen, waterrijke natuurgebieden en biodiversiteit zodat mensen gezond kunnen leven’. Want daar gaat het om: de leefbaarheid. Dat gebied waar mensen wonen, werken en verblijven moet een leefbare omgeving vormen. Klimaatadaptatie hoort daar simpelweg bij en behoeft geen aparte kapstok. Laten we het als onderwerp integreren in het gesprek dat wij voeren over leefbaarheid. Dan begrijpt iedereen waar we het over hebben, en wordt een abstract onderwerp concreet met een voor iedereen begrijpelijke urgentie.
Klimaatadaptatie behoeft geen aparte kapstok. Laten we het als onderwerp integreren in het gesprek dat wij voeren over leefbaarheid. Dan begrijpt iedereen waar we het over hebben.
Een punt van aandacht is dan nog de vraag wie opdraait voor de kosten van bepaalde maatregelen. Al langere tijd zien wij de tendens dat gebiedsontwikkelaars steeds meer investeringen (natuur, water, parkeren, voorzieningen en nu ook klimaat en duurzaamheid) meenemen. Is dat terecht? De baten ervan, met name die op het gebied het klimaat, komen immers ten goede aan het welzijn en de gezondheid van de bevolking. Als we constateren dat gebiedsontwikkeling hieraan een bijdrage levert, hebben we het wederom niet over het klimaat of adaptatie, maar over leefbaarheid — en in het verlengde daarvan over de ook door de overheid omarmde brede welvaart. In dat licht is het wellicht niet zo gek om van de baat hebbende partijen en/of het Rijk een bijdrage te verwachten in de kosten voor het treffen van maatregelen. Het kan toch eigenlijk niet zo zijn dat die kosten bij gebiedsontwikkelende partijen liggen, terwijl de baten aan de samenleving ten goede komen. Leg een serieuze pot geld aan, waaruit jaarlijks enkele honderden miljoenen euro bestemd is voor echt fatsoenlijke waterbergingen in stedelijk gebied, echt groene daken en slingers van groen door de bebouwde omgeving heen. Dat zou een enorme stap zijn richting duurzame leefomgevingen, waarvan ‑laten we het woord in deze context voor de laatste keer noemen- klimaatadaptieve maatregelen een integraal onderdeel zijn.