Ministers maken graag allerhande nieuwe regels om problemen in de fysieke leefomgeving op te lossen. Terwijl veel feitelijke problemen helemaal niet met wetgeving verholpen worden. Sterker, niet zelden traineert de regeldruk belangrijke ruimtelijke opgaven juist, analyseert Henk Gierveld. Het dieptepunt daarvan is de Omgevingswet.
In zijn brief van 18 januari 2023 zette VRO-minister Hugo de Jonge zijn (vooral wetgevings-)plannen uiteen om in acht jaar tijd 900.000 woningen te gaan bouwen. Inmiddels ligt het voorstel van de Wet versterking regie volkshuisvesting, zwaar geamendeerd door de consultatiereacties en kritiek van de Afdeling bestuursrechtspraak, bij de Afdeling advisering van de Raad van State om advies.
Telkens weer tapt BZK uit het vaatje van wetgeving. Het moet de minister toch inmiddels wel duidelijk (gemaakt) zijn dat wetgeving weinig of geen gewicht in de schaal kan leggen bij het oplossen van feitelijke problemen en zelfs – in het geval van de Omgevingswet - averechts zal gaan werken.
Ook LNV ziet wetgeving als dé oplossing van feitelijke problemen. De PAS-uitspraken uit het vorige decennium waren knap opgebouwd, maar op de keper beschouwd staat er niet meer in dan dat de passende beoordeling voor het PAS aan dezelfde habitatrichtlijneisen moet voldoen als die voor willekeurig welk ander project.
Met de Wet natuurbescherming was eigenlijk niks aan de hand. De uitspraken noopten dan ook niet tot reparatiewetgeving. Het advies van Remkes om vooral de natuur te gaan herstellen, zodat er weer toestemmingsruimte zou komen, werd naar de prullenbak verwezen.
LNV oliede nog voordat het advies af was de wetgevingsmachine, die een depositiebank en een bouwvrijstelling uitspuugde. De provincies gingen aan de slag met vreemde beleidsregels voor extern en intern salderen en richten daarnaast de ene na de andere depositiebank op.
Hoeveel woningen er gebouwd zijn dankzij het SSRS? Geen idee. De zielige PAS-melders (die lang niet allemaal te goeder trouw waren) werden even later ook aan tafel genood om uit de vrijwel lege ruif een graantje mee te komen pikken. De bouwvrijstelling sneefde en die rottige vleermuizen bleken ook nog een stem in het kapittel te hebben. En dan die hoge rente en het gebrek aan personeel. Er kwamen steeds meer hordes op de bouwweg.
Het zijn wel allemaal feitelijke problemen en die kan wetgeving niet oplossen. Maar intrekken van wetgeving werkt wel goed. Met het on hold zetten van de Omgevingswet is er bovendien helemaal geen nieuwe regelgeving nodig is. Het huidige omgevingsrecht – de voor gemeenten vertrouwde voorkeursrechten, bestemmingsplannen, de Crisis en herstelwet-mogelijkheden, de gemeentelijke coördinatieprocedure, het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO), de planschaderegeling, de onteigeningsprocedure et cetera, kan het realiseren van veel huizen gewoon aan.
Met de invoering van de Omgevingswet wordt de bouw alleen maar vertraagd of onmogelijk gemaakt. Met het intrekken van de Omgevingswet komt er bovendien wel veel capaciteit vrij. De gemeente- en provincieambtenaren kunnen hun bijscholingscursussen afzeggen en zich volledig richten op het juridisch mogelijk maken van het bouwen van woningen.
Wellicht dat na het zomerreces het kwartje ook bij minister De Jonge zal vallen.