KPMG en Cebeon onderzochten in opdracht van de Interbestuurlijke Werkgroep Financiën (IWF) de financiële impact van de Omgevingswet en Wkb. De nulmeting van structurele taken en de geactualiseerde transitiekosten vormen een belangrijk ijkpunt voor de recent gestarte evaluaties en monitoring.

Lees de onderzoeksrapporten op de website van de Rijksoverheid:
In opdracht van de IWF voerden KPMG en Cebeon 2 onderzoeken uit naar de financiële effecten van de Omgevingswet (Ow) en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). Het gaat om de Nulmeting structurele taken Omgevingswet en Wkb en de Actualisatie van de transitiekosten Omgevingswet. Samen vormen deze onderzoeken het financiële referentiepunt voor de interbestuurlijke evaluaties van de Ow en Wkb in de komende jaren.
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wkb per 1 januari 2024 is inzicht in de structurele taken van gemeenten, provincies, waterschappen en uitvoeringsorganisaties essentieel. De nulmeting brengt de netto-lasten over 2023 in beeld - het laatste jaar vóór invoering. Dit zijn de belangrijkste bevindingen:
Totale structurele lasten in 2023: € 2,9 tot 3,6 miljard
Gemeenten: € 1,5 tot 1,9 miljard, oplopend tot € 2,0 à 2,4 miljard inclusief uitvoeringsorganisaties
Verdeling naar beleidsvelden:
Ruimte: ruim 50%
Bouwen: circa 30%
Milieu: circa 25%
Grondexploitaties: circa -5% (netto-baten)
Bij Bouwen compenseren leges een deel van de lasten. Grondexploitaties leveren per saldo baten op
De nulmeting is gebaseerd op het Monitormodel 2023 en vormt het startpunt voor structurele financiële monitoring van Omgevingswet en Wkb
Naast de structurele lasten zijn ook de transitiekosten van de invoering van de Omgevingswet onderzocht, over de periode 2016-2031. Dit zijn de belangrijkste bevindingen:
Totale transitiekosten: € 2,4 tot 3,3 miljard
Waarvan € 1,4 tot 1,7 miljard al gerealiseerd (2016-2023)
€ 1,1 tot 1,6 miljard nog verwacht (2024-2031)
Gemeenten dragen het grootste aandeel (77%), gevolgd door provincies (9%) en andere partijen
Piekjaren: 2024 (inwerkingtreding), maar ook 2019, 2022 en 2023 (voorbereidingen)
Totale transitiekosten gemeenten: € 1,9 tot 2,5 miljard
Door overgangstermijnen tot 2027 (omgevingsvisie) en 2031 (omgevingsplan) blijven gemeenten ook de komende jaren substantieel investeren
Gemiddelde terugverdientijd voor gemeenten: 29 jaar
In 2016 zijn interbestuurlijke afspraken gemaakt over een budgetneutrale overgang: elke partij draagt zijn eigen invoeringskosten, maar behoudt de structurele baten.
In 2021 verscheen het eerste Integraal Financieel Beeld (IFB), gevolgd door het geactualiseerde aIFB in 2023. Die onderzoeken gaven een eerste inschatting van de financiële effecten.
Het aIFB liet al zien dat de stelselwijziging voor de maatschappij als geheel gunstig kan uitpakken, vooral voor inwoners en bedrijven. Voor gemeenten vielen de effecten echter minder positief uit.
De nieuwe onderzoeken bevestigen dit beeld en scherpen het aan:
De verwachte invoeringskosten voor gemeenten in het aIFB bedroegen € 1,8 tot 2,7 miljard tot 2029, hoger dan in 2021 (€ 1 tot 1,6 miljard).
De actuele raming van € 1,9 tot 2,5 miljard tot 2031 ligt in dezelfde orde.
De structurele effecten voor gemeenten zijn inmiddels beter afgebakend: tussen € 2 miljoen negatief en € 165 miljoen positief per jaar.
De terugverdientijd voor gemeenten ligt gemiddeld op 29 jaar; het aIFB raamde eerder nog tussen de 14 en 35 jaar.
Daarmee blijft het financiële beeld voor gemeenten de komende jaren onzeker, en sterk afhankelijk van lokale keuzes en omstandigheden.
De resultaten van beide onderzoeken bieden een basis voor de interbestuurlijke financiële monitoring van Ow en Wkb. Gemeenten en andere betrokken partijen kunnen hiermee beter volgen hoe de kosten en baten zich in de praktijk ontwikkelen. De inzichten zijn waardevol voor de afgesproken evaluatiemomenten in de komende jaren.