Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Is rookbestrijding het nieuwe brand bestrijden?

Op 16 september publiceerde de Brandweeracademie van het IFV het rapport Rookverspreiding in woongebouwen, het resultaat van een groot praktijkgericht onderzoek dat was uitgevoerd in Oudewater. Maar daarmee is het niet klaar, het begint pas! De conclusies en de duiding uit het rapport hebben namelijk betekenis voor zowel de brandpreventie als voor de brandbestrijding. Of moeten we dat laatste tegenwoordig maar "rookbestrijding" noemen? In deze blog ga ik in hoofdlijnen in op de conclusies. Er is natuurlijk veel meer te melden, maar daarvoor verwijs ik naar het rapport zelf, en dan met name naar de duiding in hoofdstuk 10.

IFV 14 oktober 2020

Artikelen

Artikelen

Wat zijn de belangrijkste eyeopeners uit dit onderzoek?

Het onderzoek bevestigt niet alleen de waarnemingen uit de praktijk dat rookverspreiding veel groter is dan voorheen, maar laat ook zien dat rookverspreiding nog groter is dan gedacht. De wijze waarop en de mate waarin rookverspreiding plaatsvindt, is onvoorspelbaar. Er zijn namelijk vele factoren die van invloed zijn op de rookverspreiding. Denk daarbij onder andere aan de winddruk, de (buiten)temperatuur, het al dan niet aanwezig zijn van schachten en kokers in combinatie met de hoogte van het gebouw, het open of juist gesloten zijn van (voor)deuren en de luchtdichtheid van de gevel. Ook de activiteiten van de brandweer zelf hebben invloed op de verspreiding van rook. De meeste van deze factoren zijn lastig beheersbaar.

Verder blijkt dat de gang waaraan het brandappartement zich bevindt al heel snel niet meer als vluchtroute kan worden gebruikt, en zeker niet voor de meest kwetsbare mensen. De concentratie giftige gassen en de rook zijn al snel te hoog, zeker als de deur van het brandappartement lang geopend is (geweest).

Waar rook is, moet vuur zijn, maar waar geen zichtbare rook is hoeft het niet veilig te zijn. De concentraties koolmonoxide op plekken waar geen zichtbare rook is, kunnen zo hoog zijn, dat een verblijf in ruimtes met dergelijke concentraties voor kwetsbaren dodelijk is. Het (geforceerd) ventileren nadat de brand geblust is, kan leiden tot een verslechtering van de situatie op onverwachte plaatsen. Geweldig dat we dit nu hebben ontdekt; we zijn weer een paar illusies armer. Maar nu moeten we kijken wat we met deze kennis kunnen en moeten voor de inzet van de brandweer.

Wat betekent dit voor de brandbestrijding?

Voor de eerst aankomende bevelvoerder(s) en de OvD leiden de gevaren en onzekerheden van rookverspreiding tot een lastige opgave. Het is bij aankomst op het brandadres niet meteen duidelijk waar de brand zich bevindt en hoe groot deze is. Een kleine brand kan al tot veel rookverspreiding leiden, en die rook kan uit iedere opening komen. De rook kan zelfs daar naar buiten komen waar de brand niet is, zodat het van buitenaf lastig is in te schatten waar de brand zich bevindt.

Doordat rook zich zowel in de vluchtroutes als in de overige woningen kan verspreiden, worden bewoners meer dan voorheen overvallen door de rook, willen hun woning zelfstandig proberen te ontvluchten, of komen er vast te zitten. De hulpvraag is in elk geval groot. Dat zien we ook in de praktijk. De eerste bevelvoerder staat dan voor een duivels dilemma: eerst op zoek naar de brand en die blussen, of toch eerst het gebouw ontruimen?

Uit de experimenten is echter naar voren gekomen dat elke inzet van de brandweer leidt tot een verbetering van de situatie ten opzichte van de testen zonder inzet. De samenleving verwacht dat de brandweer optreedt en gelukkig kan de brandweer dus ook onder deze omstandigheden met haar optreden enig verschil maken.

Aanpassingen aan de gebruikelijke inzettactiek zijn nodig

Verkenning

Uiteraard moet er een goede buitenverkenning worden gedaan (basisprincipes). Maar het blijkt niet altijd mogelijk te zijn om van buitenaf een goede inschatting te maken van de beste inzettactiek. Hoe binnen het woongebouw het beste kan worden opgetreden, kan eigenlijk pas worden besloten als de situatie binnen bekend is. Er ligt daarom in woongebouwen ook een groot belang bij de binnenverkenning. Welke routes zijn nog voldoende rookvrij? Is de deur naar de woning open of dicht? Zijn er andere vluchtroutes? De leidinggevenden en manschappen, in het bijzonder op de brandverdieping, moeten deze factoren kennen en helder communiceren om een passende inzet te kunnen uitvoeren.

Deur open of dicht

Het blijkt uit te maken of de deur van het appartement waar de brand is geopend of gesloten is. Als deze open staat, dan is eerst de brand blussen de beste optie; als de deur dicht is, is er wellicht nog tijd om te ontruimen.

Rookbeheersing

Het openen van deuren, in het bijzonder die van trappenhuizen, en zelfs het bewegen door met rook gevulde gangen zijn van invloed op de verspreiding van rook. Meer dan voorheen zullen de brandweerploegen aandacht moeten hebben voor het rookvrij houden van vluchtroutes door het voorkomen van niet noodzakelijke acties en door het dichthouden van deuren.

In deze experimenten zijn de werking en toepassing van smokestoppers niet onderzocht. Er zijn wel diverse bronnen die aangeven dat smokestoppers een mogelijke (deel)oplossing kunnen zijn. Een smokestopper neemt echter de kern van het probleem niet weg: de rook heeft zich namelijk meestal al verspreid vóór aankomst van de brandweer. De smokestopper zou dus alleen kunnen helpen bij het beperken van een (nog) verdere verspreiding en het rookvrij houden van bijvoorbeeld trappenhuizen.

Meten is weten

Waar geen rook zichtbaar is, kunnen nog steeds gevaarlijke concentraties van toxische gassen (voornamelijk CO) aanwezig zijn. Dat is een nieuw inzicht dat betekent dat tijdens en na een brand in een woongebouw niet alleen de zichtbare rook bepalend is voor het gevaargebied, maar dat overal moet worden gemeten op CO.

Ontruimen of evacueren

Ook als de ontruimingsroutes schoon lijken, is het niet uitgesloten dat horizontale ontruiming voor de meest kwetsbaren al niet meer mogelijk is (meten!). Een alternatieve route of het beschermen van de bewoners zou hier uitkomst kunnen bieden. Bij het inzetplan hoort daarom ook het vaststellen en scheiden van de vlucht- en aanvalswegen. Verticale evacuatie en ontruiming via de buitenzijde is, indien mogelijk, een goed alternatief voor horizontale evacuatie. In afwachting van evacuatie kan bewoners geadviseerd worden bij het open raam of op het balkon te gaan staan. Indien dat allemaal niet mogelijk is, kan het gebruik van vluchtmaskers in veel gevallen een uitkomst zijn, maar dit is afhankelijk van de concentraties giftige rookgassen in de vluchtroute.

Ventileren

Op dit moment is het snel blussen van de brand en daarna ventileren een veel gehanteerde tactiek. De experimenten hebben een verrassend inzicht opgeleverd over ventileren na brand. Gebleken is dat door ventileren een onverwacht averechts effect kan optreden. Voorheen werd er altijd vanuit gegaan dat overdrukventilatie een goede en werkbare manier was om rook uit vluchtroutes en woningen te verdrijven. Nu is echter gebleken dat waar geen rook zichtbaar is, er toch een aanzienlijke concentratie CO aanwezig kan zijn, en dat deze door de inzet van ventilatoren juist verder kan worden verspreid door het gebouw en naar tot dan toe schone woningen. Zomaar ventileren is daarom niet aan te bevelen. Ventileren is een complexe activiteit, waarbij de stromingsprofielen net zo onvoorspelbaar zijn als de rookverspreiding zelf.

In elk geval is zomaar ergens een overdrukventilator inzetten niet meer aan de orde. Het openen van zo veel mogelijk ruimten en ramen in die ruimten, terwijl er gelijktijdig wordt gemeten wat de effecten daarvan zijn, lijkt een mogelijkheid te zijn die vooralsnog beter is dan niets doen om de rook af te voeren. Het opstellen van een ventilatieplan zou een oplossing kunnen zijn, maar dit vergt inhoudelijke kennis die nu nauwelijks beschikbaar is. In het licht van taakdifferentiatie zal dit misschien iets zijn voor specialisten.

Slagkracht

Deze nieuwe brandweerkundige inzichten betekenen ook iets voor de benodigde slagkracht bij een melding uit een woongebouw: die moet erop afgestemd zijn om gelijktijdig de woningen op de brandverdieping te kunnen ontruimen, de brandhaard te zoeken en andere verdiepingen te verkennen. Gezien de onvoorspelbaarheid van de rookverspreiding is een preventieve ontruiming van bouwdelen waar (nog) geen rook zichtbaar is niet ondenkbaar. Een relatief kleine brand in een woongebouw met inpandige gangen vergt, gezien de resultaten van dit onderzoek, een aanzienlijke inzet van personeel en materieel.

Rookbestrijding of brandbestrijding?

De experimenten in Oudewater hebben ons weer even met twee benen op de grond gezet. Zoals zo vaak is het én én, en niet óf óf. Dus het moet beide – sterker nog: het hangt niet alleen samen, maar het hangt er ook vanaf.

Uiteraard moet er ook iets worden gedaan aan het voorkomen van rookverspreiding. Er is kennis, regelgeving én slagkracht nodig. Als de brandweer nu en in de toekomst adequaat wil optreden in dit type woongebouwen die door het hele land overal staan, dan mogen we niet te licht denken over de brandweerkundige principes. En dan is risicogerichtheid niet altijd hetzelfde als tornen aan de slagkracht, aan brandweerkundig onderzoek en aan het vakmanschap van brandweermensen.

Bekijk hier het rapport: Rookverspreiding in gebouwen

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.

KENNISPARTNER

Katrien Winterink

Katrien Winterink