De leefomgevingskwaliteit van Nederland schiet nog steeds structureel en op meerdere indicatoren tekort. Het gaat onder meer om fijnstof, opwekking van hernieuwbare energie, waterkwaliteit en natuurkwaliteit. Er is onvoldoende samenhang in de aanpak van deze problemen. Dat concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving in de Monitor van de Nationale Omgevingsvisie 2022, een tweejaarlijkse uitgave.
De kwaliteit van onze leefomgeving moet verbeteren, stellen de onderzoekers. Sterker nog: er moet meer reserve komen in de doelen van de leefomgevingskwaliteit van Nederland. Dat vergt een zekere overmaat aan kwaliteit. Alleen dan kunnen wonen, werken, landbouw en natuur zich sneller en met meer flexibiliteit ontwikkelen.
“De Nationale Omgevingsvisie – NOVI – heeft onder meer tot doel om de nationale vraagstukken in samenhang aan te pakken”, aldus Rienk Kuiper, projectleider van de Monitor NOVI bij het PBL. “De huidige NOVI komt nog onvoldoende tegemoet aan deze behoefte aan samenhangend beleid. Veel doelen uit het sectorbeleid, zoals doelen voor verstedelijking, natuur of landbouw, zijn te weinig met elkaar verbonden. De Monitor NOVI laat zien tot welke opgaven dat leidt. De publicatie is daarmee nuttige input voor de door het kabinet aangekondigde aanscherping van de Nationale Omgevingsvisie.”
De huidige stikstofcrisis is exemplarisch voor de problemen waar Nederland voor staat: het gaat niet om een geïsoleerd probleem van tekortschietende milieukwaliteit in één onderdeel. De landbouw staat onder druk, bereikbaarheids- en woningbouwprojecten vallen ook stil. Ook andere milieuproblemen zoals verdroging van natuurgebieden stellen grenzen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Veel hangt dus met elkaar samen. Een systemische aanpak is daarom nodig, aldus het PBL. Maar nu over naar de opgaven en doelen van de huidige NOVI van 2020 en de bevindingen van deze monitor; hoe is het gesteld met de Nederlandse leefomgeving? De Monitor NOVI levert een groot aantal indicatoren op in relatie tot de vele sectorale doelen die in de NOVI zijn opgenomen. We lichten er een paar elementen uit.
De indicatoren in deze monitor laten zien waar een extra beleidsinzet nodig is om de doelen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) te kunnen halen.
In de NOVI staat dat bij de ontwikkeling van nieuwe verstedelijkingslocaties de gebieden die te maken hebben met bodemdaling of die belangrijk zijn voor de waterhuishouding vermeden moeten worden. Dan gaat het bijvoorbeeld om diepe polders of in veenweidegebieden. Wordt er wel gebouwd, dan moeten de effecten daarvan worden gemitigeerd. Dat betekent een forse koerswijziging. Want sinds 2000 nam het aantal woningen in de kwetsbare gebieden voor waterhuishouding en bodemdaling met ruim een kwart toe.
Kaart met gebieden voor Ongunstige locaties vanwege waterhuishouding en bodemdaling. Zie de tekst voor de figuur voor aanvullende uitleg.
Wat betreft zonne-energie staat in de NOVI dat zonnepanelen op daken de voorkeur hebben boven zonnepanelen in een veldopstelling. Zo kunnen landbouw- en natuurgronden zo veel mogelijk worden ontzien. Zonneparken op land dragen voor 19 procent bij aan het totaal aan opgesteld zonnevermogen. Van 2018 tot en met 2020 is het grootschalige vermogen 'zon-op-veld' veel sterker toegenomen (met in totaal 280 procent) dan het grootschalige vermogen 'zon-op-dak' (totale groei van 171 procent), en nog meer dan het kleinschalige vermogen 'zon-op-dak' (85 procent).
De indicatoren voor bereikbaarheid laten een positief beeld zien. Zo nam tussen 1996 en 2020 de nabijheid van wonen en werken met 5,4 procent toe, vooral in de noordvleugel van de Randstad en in een ruime zone naar het noordoosten (Amsterdam, Utrecht, Amersfoort, Flevoland, Zwolle), en rond Eindhoven. Een inwoner van het westen van het land heeft de meeste banen binnen een acceptabele afstand binnen bereik.
Kaart met nabijheid van arbeidsplaatsen. Zie de tekst voor de figuur voor aanvullende uitleg.
Nabijheid van arbeidsplaatsen
Nieuwe woon- en werklocaties worden conform de beleidsdoelen voor een aanzienlijk deel aangelegd binnen bestaand bebouwd gebied. In 2020 nam wel het aantal inwoners in bestaand bebouwd gebied voor het eerst sinds vele jaren weer af, terwijl het buiten bestaand bebouwd gebied bleef toenemen. Het areaal bedrijfsterreinen nam met 35 procent in de periode 1996-2017 in verhouding tot andere vormen van bodemgebruik het meest toe. Opgeteld nam de verstening (voor wonen, werken, infrastructuur) in de periode 2000-2018 in Nederland van alle EU-landen het sterkst toe, afgemeten aan het aandeel in het totale landoppervlak. De toenemende verharding van de grond in Europa wordt in toenemende mate gezien als een milieuprobleem dat als zodanig aangepakt moet worden.
Het kabinet spreekt in de NOVI de verwachting uit dat door het intensievere gebruik en de verwachte groei van de steden vooral de druk van luchtverontreiniging en geluidsoverlast op de gezondheid zal blijven toenemen. Het kabinet streeft ernaar om in 2030 te voldoen aan de WHO-advieswaarden. De WHO-advieswaarde voor fijnstof (PM2,5) werd in 2020 nog nergens in Nederland gehaald.
In grote delen van de Nederlandse landnatuur zijn zowel de milieu- als ruimtelijke condities nog matig of slecht voor het duurzaam kunnen voortbestaan van soorten en ecosystemen. Zo heeft circa 90 procent van de habitattypen van de Habitatrichtlijn een matige tot zeer ongunstige staat van instandhouding. Van de habitatrichtlijnsoorten heeft driekwart een matige tot zeer ongunstige staat van instandhouding. In de periode 1999-2018 zijn de milieucondities voor landnatuur gemiddeld genomen verder verslechterd.
Eerste vervolgmeting van de Nationale Omgevingsvisie
08-09-2022 | Rapport
In de tweejaarlijkse Monitor Nationale Omgevingsvisie volgt het PBL hoe het is gesteld met de leefomgeving in Nederland. De Monitor laat zien in hoeverre de doelen die het kabinet in de Nationale Omgevingsvisie (BZK 2020) voor de leefomgeving heeft geformuleerd, binnen bereik komen. De Monitor 2022 is de eerste vervolgmeting; de nulmeting dateert van 2020.
Extra beleidsinzet in omgevingsbeleid voor Nationale Omgevingsvisie
De indicatoren in deze monitor laten zien waar een extra beleidsinzet nodig is om de doelen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) te kunnen halen. Dat is van belang voor de aanscherping van de NOVI, die het kabinet heeft aangekondigd.
In de rapportage van de Monitor zijn de doelen en de daarbij horende indicatoren ingedeeld op basis van de vier zogenoemde prioritaire thema’s uit de NOVI: 1) Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, 2) Duurzaam economisch groeipotentieel, 3) Sterke en gezonde steden en regio’s, 4) Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. De indicatoren geven een beeld van de huidige toestand (dat wil zeggen tot het recentste jaar waarvan data bekend zijn) en waar mogelijk de trend die tot die toestand heeft geleid. Indien mogelijk wordt die huidige toestand vergeleken met in het beleid vastgestelde doelen en streefwaarden.
De NOVI is de opvolger van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR; IenM 2012) en de Nota Ruimte (Ministerraad 2004), waarvan het PBL sinds 2012 ook het doelbereik monitorde – respectievelijk in de Monitor Infrastructuur en Ruimte (MIR) en de Monitor Nota Ruimte.