Risicovolle bedrijven die werken met milieugevaarlijke stoffen in de chemiesector worden verplicht zorg te dragen voor de kosten van het opruimen van milieuschade. De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van een wijziging van het Omgevingsbesluit.
Staatssecretaris van Veldhoven: “Ik vind dat we milieuschade moeten voorkomen, in plaats van achteraf herstellen. Indien er toch schade plaatsvindt, moet de vervuiler daarvoor de verantwoordelijkheid nemen. Met verplichte financiële zekerheid voor bedrijven in de chemiesector die werken met grote hoeveelheden milieugevaarlijke stoffen borgen we het principe van de vervuiler betaalt. Als er toch milieuschade ontstaat, voorkomen we dat de rekening bij de belastingbetaler wordt gelegd.”
De inzet van de Rijksoverheid is dat milieuschade überhaupt voorkomen wordt. Mocht er toch milieuschade ontstaan, worden de kosten voor het opruimen niet bij de belastingbetaler gelegd maar bij het bedrijf zelf. Dit wordt financiële zekerheid genoemd en is al mogelijk voor bedrijven waar grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en in de chemiesector. Nieuw is dat de financiële zekerheid, na instemming van het parlement, gaat gelden als verplichting voor alle majeure risicobedrijven. Dat gaat om bedrijven die onder het zogenoemde Besluit risico’s zware ongevallen vallen (BRZO).
In het verleden hebben bodemverontreinigingen zoals bij Thermphos laten zien dat kosten verhalen op de vervuiler moeilijker is dan gezegd, met hoge saneringskosten voor de overheid tot gevolg. Veroorzakers zijn soms niet individueel aan te wijzen of zijn failliet. Financiële zekerheid is op dit moment al voor bepaalde activiteiten verplicht, zoals voor de opslag van professioneel vuurwerk en het storten van afvalstoffen op een stortplaats. Het kabinet heeft op verzoek van de Tweede Kamer onderzocht hoe dit principe van de vervuiler betaalt kan worden versterkt voor de chemiesector en uitgebreid naar andere bedrijven, zoals in de afvalsector, alwaar de risico’s op saneringskosten voor de overheid ook groot zijn.
Naast de verplichting van financiële zekerheid voor chemische bedrijven die werken met milieugevaarlijke stoffen, verandert er met deze wijziging in het Omgevingsbesluit daarom ook iets voor bepaalde afvalverwerkende bedrijven. Daarvoor geldt geen verplichting, maar wel dat bevoegd gezagen kunnen nagaan of er voldoende financiële middelen aanwezig zijn bij het bedrijf om eventuele milieuschade te herstellen of opruimingskosten bij faillissement te kunnen verhalen, voordat tot vergunningverlening wordt overgegaan. Indien dit niet het geval is, kan het bevoegd gezag eisen dat het bedrijf hiervoor een voorziening treft. Het (kunnen) stellen van financiële zekerheid in de vergunning zorgt ook dat bedrijven extra worden geprikkeld om na te denken over het beperken van hun omgevingsrisico’s.
Kamerbrief: Aanbiedingsbrief ontwerp-Aanbieding ontwerpwijziging Omgevingsbesluit financiële zekerheid