Met de toenemende focus op PFAS-verontreiniging in de Nederlandse bodem, lopen steeds meer bevoegde gezagen tegen vragen aan over de wijze waarop met deze PFAS-verontreiniging moet worden omgegaan. De recent gepubliceerde Handreiking Zorgplicht onder artikel 13 Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat kan deze overheden handvatten bieden bij het uitvoeren van hun handhavingstaken.
Hoewel de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking is getreden, is in het overgangsrecht bepaald dat artikel 13 Wet bodembescherming (Wbb) – ook na inwerkingtreding van deze wet – van toepassing blijft op verontreinigingen of aantastingen van de bodem die tussen 1 januari 1987 en 1 januari 2024 zijn ontstaan. Omdat het merendeel van de PFAS-verontreinigingen in Nederland in deze periode is ontstaan, worden de meeste PFAS-verontreinigingen in Nederland door artikel 13 Wbb beheerst.
Bij de bepaling of artikel 13 Wbb van toepassing is op een geconstateerde verontreiniging en welke maatregelen verwacht kunnen worden, lopen bevoegde gezagen regelmatig tegen de volgende vragen aan:
wist de veroorzaker dat hij met PFAS een bodemverontreiniging veroorzaakte of kon hij dat redelijkerwijs vermoeden?
wat kan het bevoegd gezag (vanuit de technische mogelijkheden, het milieurendement en de kosten geredeneerd) redelijkerwijs vragen om de vervuiling ongedaan te maken?
De antwoorden op deze vragen worden ingegeven door de specifieke feiten en omstandigheden van een verontreinigingssituatie. Daarbij heeft het bevoegd gezag (via de redelijkheidstoets) een beoordelingsruimte om tot een gemotiveerde en passende aanpak, mate van herstel en geschikt (natuurlijk) saneringsmoment te komen. De recent gepubliceerde handreiking biedt in dat kader een stappenplan om deze afweging te maken:
Handreiking Zorgplicht onder artikel 13 Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS, p. 14
De handreiking biedt het bevoegd gezag daarbij een handvat bij de invulling van de begrippen ‘redelijkerwijs’, ‘zoveel mogelijk’ en het ‘natuurlijk moment’. Dit blijft echter maatwerk, omdat de invulling van deze begrippen contextafhankelijk is.