NEN 2990+C1 voor eindcontrole na asbestverwijdering is gepubliceerd. Deze norm beschrijft de manier waarop een ruimte of locatie waaruit asbest is verwijderd moet worden gecontroleerd op de aanwezigheid van asbesthoudende resten.
De verouderde versie van deze norm uit 2012 is herzien om een optimale afstemming te verkrijgen met de meest recente wet- en regelgeving, certificatieschema's en overige normen op het gebied van asbest.
De belangrijkste wijzigingen in deze norm t.o.v. de versie uit 2012 zijn:
de integratie van de huidige risicoklasseindeling (RK 1, RK 2, RK 2A) en de ‘Interimregeling NEN 2990 eindcontrole in risicoklasse 2A’ die op 1 januari 2017 in werking is getreden. Dit houdt in dat eindcontroles na saneringen in RK 2A (sanering van materialen die amfibool asbest-bevatten) worden uitgevoerd op basis van kleefmonsters en luchtmonsters die met behulp van scanning elektronenmicroscopie met röntgenmicroanalyse (SEM/RMA) worden geanalyseerd;
de meetduur van een luchtmeting voor SEM -analyse in RK 2A is verkort van zes uur naar vier uur;
de term ‘hoog risico saneringen’ is komen te vervallen;
aanvullende metingen buiten het containment bij een RK 2A sanering zijn vervallen;
tijdens de uitvoering van de luchtmetingen moeten de onderdruk en de ventilatie in het containment worden verlaagd;
veel aanvullende informatie is verwijderd of omgezet van informatieve naar normatieve tekst;
de beschrijving van de van de eindcontrole bij toepassing van couveusetechnieken is verbeterd;
Bijlage C met voorbeelden van complexe installaties en constructies is toegevoegd;
correcties voor temperatuur en druk worden bij berekening van het doorgezogen volume lucht achterwege gelaten, aangezien de correcties verwaarloosbaar zijn ten opzichte van de totale meetonzekerheid;
er zijn aantal tekstuele verbeteringen en verduidelijkingen aangebracht.
NEN heeft met de Raad voor Accreditatie afgesproken dat het mogelijk is om onder accreditatie volgens NEN 2990:2012 te werken totdat de norm is opgenomen in het certificatieschema van Inspectie SZW. Hierdoor wordt voorkomen dat Inspectie SZW bij aannemers volgens een andere normversie handhaaft, dan waartegen laboratoria geaccrediteerd zijn. Van een geaccrediteerde instelling wordt verwacht dat deze in voorkomende gevallen overlegt met de RvA over eventuele noodzakelijke (tijdelijke) wijzigingen in de scope van accreditatie. Laboratoria dienen de scope van de accreditatie te vermelden op hun rapportages. De Raad voor Accreditatie zal haar relaties hierover informeren.