Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Opinie: stop inwerkingtreding Omgevingswet nu

Het zou zo maar kunnen zijn dat aanstaande dinsdag, 12 juli 2022, de Eerste Kamer een motie aanneemt om de regering op te roepen om de Omgevingswet per 1-1-2023 in te voeren. Als je de tot nu toe ingenomen standpunten van de verschillende fracties hoort en leest, dan sluit ik dat niet uit.

11 juli 2022

.

Over het invoeren van de Omgevingswet en het tijdstip van inwerkingtreding hebben velen de laatste maanden hun mening gegeven. Ook ik heb dat gedaan in mijn twee eerder geplaatste opiniestukken (zie onderaan dit artikel).

Ik vind het onbegrijpelijk dat een wet per se nu moet worden ingevoerd welke niet doet wat die zou moeten doen (eenvoudiger, beter, sneller en goedkoper zijn), qua gedachtegang al achterhaald is voordat die in werking is getreden (begrippen als decentralisatie, deregulering en privatisering passen niet meer in deze tijd waar daadkrachtig optreden van het Rijk wordt gevraagd) en niet uitvoerbaar is onder meer vanwege een structureel tekort aan capaciteit en kwaliteit bij de uitvoerend overheden (gemeente, provincies en omgevingsdiensten). En dan heb ik het nog maar niet over het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO), waar al tijden, ook in de Eerste Kamer, van alles over te doen is. Omdat dat stelsel nog niet naar behoren functioneert, is er nu ook nog geen groen licht gegeven voor de invoering van de Omgevingswet.

Waarom dan toch invoeren per 01-01-2023?

De afgelopen week heb ik de onlangs in de Eerste Kamer ingediende moties er eens bij gepakt. En zeker bij eentje kreeg ik een soort ''Aha-erlebnis'' en dacht: ''L’histoire se répète.'' Want ik moest toen denken aan een motie welke in april van dit jaar in de Tweede Kamer is ingediend en in stemming is gebracht. Die motie had namelijk dezelfde strekking: de invoeringsdatum van de Omgevingswet te bepalen op 1-1-2023. Die motie is toen door een meerderheid van de leden van de Tweede Kamer aangenomen. En nu dreigt ook in de Eerste Kamer hetzelfde te gebeuren.

Maar waarom houden de indieners van beide moties (en de meestemmers) zo angstvallig vast aan de datum van 1-1-2023, zo vroeg ik mij af? Om die vraag te beantwoorden heb ik de consideransen van de twee relevante moties er nog eens bijgehaald.

De Tweede Kamer

Op 5 april 2022 heeft een kamerlid van de VVD (Minhas) in de Tweede Kamer een motie ingediend waarin hij onder meer aangeeft dat de voorziene datum van inwerkingtreding, 1 januari 2023, voldoende tijd en ruimte biedt voor het testen, oefenen en inregelen van het Digitale Stelsel en ook voor de implementatie door de betrokken overheden. Hij vindt zelfs dat ''de tijd die resteert tot 1 januari 2023 voor betrokken overheden voldoende moet zijn voor het afronden van de implementatie voor het nieuwe stelsel.'' Hoe de indiener echter tot zijn conclusie komt dat er voldoende tijd is voor oefenen, testen en inregelen en ook voor de afronding van de implementatie, is mij - met vele anderen - een raadsel. Des te groter was de verbazing dat de meerderheid van de TK-leden zijn mening blijkbaar deelt, niet gehinderd door enige kennis van de uitvoeringspraktijk. Want deze motie is op 12 april 2022 in meerderheid door de leden van de Tweede Kamer aangenomen.

De Eerste Kamer

Op 28 juni 2022 heeft een kamerlid van het CDA (Rietkerk) in de Eerste Kamer ook een motie met dezelfde strekking ingediend nl. dat de Omgevingswet op 1-1-2023 moet worden ingevoerd. In deze motie valt te lezen dat de Omgevingswet volgens de indiener het benodigde instrumentarium levert om grote fysieke opgaven integraal te kunnen aanpakken en ruimtelijke procedures aanzienlijk kan verkorten. Ook constateert hij dat er ''voor het overgrote deel'' al verbeteracties in gang zijn gezet en er ook sprake is dat deze ''stabiel functioneren''. Verder staat er dat ''ruimtelijke opgaven en dienstverlening aan burgers en bedrijven ook na inwerkingtreding goed gefaciliteerd moeten blijven en dat daar zekerheid over moet bestaan.''

Tenslotte overweegt hij dat ''gefaseerde invoering voor het onderdeel van de planketen mogelijk is door de inzet van tijdelijke alternatieve maatregelen, waardoor bevoegde gezagen bij inwerkingtreding van het onderdeel planketen nog geruime tijd gebruik kunnen blijven maken van bestaande systemen waardoor gebiedsontwikkeling in alle gevallen doorgang kan hebben.''

Ook hier geldt dat de stelligheid waarmee de indiener zijn motie heeft geformuleerd door vele deskundigen en mensen uit de uitvoeringspraktijk wordt betwist en soms ook als onjuist wordt bestempeld. Dat de Omgevingswet procedures aanzienlijk zal verkorten heb ik al bestreden in mijn eerste opiniestuk en ook advocaten en juristen uit de uitvoeringspraktijk onderschrijven dat. Daar komt nog bij dat het faciliteren van de ruimtelijke opgaven en de dienstverlening door de complexiteit van de wet en het chronische persoonstekort bij gemeenten, provincies en omgevingsdiensten bij inwerkingtreding per 1-1-2023, met zekerheid niet op hetzelfde niveau zijn als nu het geval is: dat tekort is er al jaren en wordt op korte termijn alleen maar groter!

De laatste overweging van de motie, zoals hierboven geciteerd, heb ik driemaal gelezen en ben toen maar afgehaakt. Dus dat laat ik verder maar onbesproken. Ik ben wel benieuwd wat daarover door de andere leden van de Eerste Kamer wordt opgemerkt, mocht deze motie op 12 juli aanstaande in stemming worden gebracht. En natuurlijk ook wat de uitslag van de stemming zal zijn.

Hoe dan ook, mijn conclusie is dat de onderbouwing van de invoeringsdatum van 1-1-2023 in beide moties gebaseerd is op onjuiste veronderstellingen en meer voortkomt uit wensdenken.

De omgekeerde wereld

Onze volksvertegenwoordigers zijn er om onze regering te controleren en de belangen van de kiezers te dienen, zo heb ik altijd begrepen. Wensdenken is er meer voor het kabinet, de verantwoordelijke minister en - helaas ook - zijn ambtenaren. Ik moet echter constateren dat zowel de leden in de Tweede Kamer als die in de Eerste Kamer hun controletaak uit het oog (dreigen te) verliezen. Sterker nog: zij dragen de minister op om iets te doen, waarvan velen in de samenleving vinden dat dat nu juist níet moet gebeuren! Dat is de omgekeerde wereld!

Als de minister nu zélf kwam met een dergelijk voorstel, dan ligt het op de weg van de controlerende kamers om hem daarover te bevragen. Vooral in de Eerste Kamer zouden vragen over de uitvoerbaarheid moeten worden gesteld: of de minister er wel zeker van is dat de Omgevingswet uitvoerbaar is als die op 1-1-2023 zou worden ingevoerd en of hij kan garanderen dat de betrokken overheden over zes maanden voldoende hebben geoefend en voldoende tijd hebben gehad voor de implementatie van de Omgevingswet (motie Minhas) en dat hij er zeker van is dat de dienstverlening aan burgers en bedrijven op peil blijft, de aanpak van ruimtelijke opgaven gefaciliteerd blijft en zaken die daarvoor nodig zijn stabiel functioneren (motie Rietkerk). Maar zo gaat het blijkbaar in dit dossier tot nu toe niet.

Wat te doen en hoe nu verder?

Mocht invoering van de Omgevingswet politiek gezien toch onvermijdelijk zijn, dan is verder uitstel van de invoeringsdatum absoluut nodig. Er moet voldoende tijd worden geschapen om de in 2015/2016 vastgestelde Omgevingswet aan te passen, te vereenvoudigen en te verbeteren. De ervaringen die tot nu toe zijn opgedaan met de Omgevingswet zouden een waardevolle bron moeten zijn om noodzakelijke aanpassingen aan die wet door te voeren. Gebruik die ervaringen dan ook de komende tijd om de wet echt eenvoudiger, beter, sneller en goedkoper te maken! Het digitale stelsel omgevingswet (DSO) kan dan ook op orde worden gebracht en de gemeenten, provincies en omgevingsdiensten worden zo in staat gesteld om te werken aan structurele verbetering van hun personeelsbestand, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin.

Blijft het bij 1-1-2023 als invoeringsdatum, dan is een ongekend uitvoeringsdrama onvermijdelijk. Nu ook van de zijde van de Raad van State invoering nu als risicovol wordt beschouwd, zouden er bij de leden van de Eerste Kamer toch alarmbellen moeten gaan rinkelen? Zo’n oordeel heb ik dit adviesorgaan zelfs niet bij de Toeslagenaffaire horen gebruiken! Dat het kabinet, de minister en zijn ambtenaren doof zijn voor signalen uit vele geledingen in de maatschappij, dat is de laatste tijd helaas niets nieuws meer. Maar dat ook onze volksvertegenwoordigers zich niets gelegen zouden laten liggen aan de vele signalen uit de dagelijkse praktijk van het omgevingsrecht, vind ik ernstig. Zeker als dat van doen heeft met de uitvoering van nieuwe wet- en regelgeving: daar zouden de leden van de EK toch op moeten letten en dat zouden zij toch moeten waarborgen?

Invoering Omgevingswet per 01-01-2025

Ik hoop in ieder geval dat in de Eerste Kamer het licht komende week toch nog gaat schijnen en dat besloten wordt tot uitstel van de inwerkingtreding tot in ieder geval 1-1-2025. Dan weten de ''mensen in het land'' en de gemeenten, provincies en omgevingsdiensten ook nu al waar zij aan toe zijn en niet pas in de herfst van 2022 en kunnen zij nu weer aan de slag om ons land leefbaarder te maken. Want getuige de RIVM-rapportage ''Milieu: achterstand van acceleratie'' over de staat van ons milieu en onze leefomgeving en het bericht daarover van 5 juli 2022, is daar alle reden toe!

IK HELP HET ONS ALLEN HOPEN!

Zie ook

Opiniestuk: Stop de Omgevingswet

Opiniestuk: Stop de Omgevingswet en wel nu!

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.