De datum van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, 1 juli 2022, komt steeds dichterbij. Hoewel de inwerkingtreding al vier keer is uitgesteld, klinken er geluiden in de media en vanuit het werkveld dat de Omgevingswet wederom zal moeten worden uitgesteld. Wij besloten dit te onderzoeken. Aan onze lezers stelden wij de vragen: Wilt u dat de Omgevingswet per 1 juli 2022 in werking treedt of moet de inwerkingtreding worden uitgesteld en waarom?
De overgrote meerderheid van de respondenten (86.2%), professionals met name werkzaam binnen de uitvoeringspraktijk van het omgevingsdomein, is van mening dat de Omgevingswet moet worden uitgesteld. Slechts 13.8 % is van mening dat 1 juli 2022 wel de datum van inwerkingtreding zou moeten zijn.
Voor het uitstellen van de inwerkingtreding van de Omgevingswet werden diverse argumenten aangevoerd. Vaak genoemde redenen zijn:
Het DSO moet eerst naar behoren (zonder allerlei technische mankementen) functioneren.
Het is niet verantwoord om een grote nieuwe wet in werking te laten treden tijdens of vlak voor de zomervakantie. Dit is een periode die voor vergunningverleners altijd al erg druk is, extra aanvragen voor 1 juli zullen de gemeenten niet aankunnen.
Er zit te weinig tijd tussen de gemeenteraadsverkiezingen (16 maart) en de beoogde datum voor inwerkingtreding. Een relatief nieuw gemeentebestuur zal onvoldoende kennis hebben van de Omgevingswet en dit zal de besluitvorming niet ten goede komen.
Het is begroting-technisch slimmer om de Omgevingswet per 1 januari 2023 in werking te laden treden.
Gemeentes hebben zich, vanwege een gebrek aan ambtelijke capaciteit, onvoldoende voor kunnen bereiden. Er is onvoldoende kennis en er is nog nauwelijks geoefend.
Gemeenten en stedenbouwkundigen zijn nog niet voldoende voorbereid om omgevingsplannen te wijzigen.
De Omgevingswet is te complex en gaat ons niet helpen bij het aangaan van de ruimtelijke uitdagingen waar Nederland momenteel voor staat. De wet zal juist eerder voor vertraging van bijvoorbeeld woningbouw zorgen. Het is daarom beter dat de wet niet wordt uitgesteld, maar er helemaal niet komt.
Vanuit de kamerbrief van afgelopen dinsdag (14 december) klinkt een heel andere geluid. Minister Ollongren stelt hierin het volgende:
“De Omgevingswet biedt het instrumentarium om in samenhang de actuele maatschappelijke uitdagingen in de fysieke leefomgeving aan te gaan. De instrumenten zullen bijvoorbeeld worden ingezet voor de woningbouwopgave, de energietransitie en klimaatadaptatie. De afgelopen periode is door vele partijen weer veel werk verzet aan de voorbereidingen op de invoering van de Omgevingswet. Hoewel we ook constateren dat er nog veel moet gebeuren, stel ik vast dat mijn bestuurlijke partners de uitgestippelde route naar 1 juli 2022 zowel haalbaar als wenselijk achten. Ik onderschrijf dit. Vrijwel alle bevoegde gezagen raken aangesloten, de ketens van het digitale stelsel werken steeds beter, er is volop informatie ontsloten en er zijn oefen- en verandertrajecten ingezet (1).”
Minister Ollongren onderkent in de kamerbrief dat er problemen zijn, maar dat deze gaandeweg opgelost kunnen worden en dat dit ook al gebeurt. Zo zijn de beschikbaarheid en stabiliteit van de landelijke voorziening DSO verbeterd waardoor er beter geoefend kan worden door de bevoegde gezagen. Ook is het welbekende probleem van de urenlange wachttijd voordat grote geometrische bestanden van bronhouders konden worden verwerkt in het DSO opgelost. De minister lijkt vooral te willen benadrukken dat niet alles ‘af’ hoeft te zijn als de Omgevingswet inwerking treedt, want zoals bij alle grote transities zullen ook hier na de inwerkingtreding kinderziektes optreden. Samen met stedenbouwkundige bureaus wil Ollongren aan bestuurders en professionals meegeven:
“het hoeft niet allemaal tegelijk, ga er op voorhand vanuit dat er ook na inwerkingtreding veel kan en moet gebeuren en richt je op de zaken die zowel belangrijk als urgent zijn. Er is overgangsrecht beschikbaar en gebiedsdekkende omgevingsplannen kunnen later (2).”
In de huidige fase lijkt het credo vooral oefenen, oefenen, oefenen te zijn! De focus ligt nu minder op het ontwikkelen van de techniek en meer op het oefenen en inregelen in het gebruik. De minister realiseert zich dat er nog maar weinig tijd is, maar denkt dat er voor 1 juli 2022 toch nog veel bereikt kan worden. Het is onvermijdelijk dat er tijdens het oefenen weer nieuwe vraagstukken naar boven komen, maar het is noodzakelijk om deze problematiek in beeld te brengen én op te lossen. Ook zullen er problemen zijn die pas zichtbaar worden als de Omgevingswet daadwerkelijk in werking is getreden en daarom moet dat niet al te lang meer duren. Het merendeel van de respondenten (onze lezers) zegt “stel uit!”, maar de minister zegt: “Maak u gereed om van start te gaan (3).”
Voor het wel doorgang laten vinden van de inwerkintreding van de Omgevingswet per 1 juli 2022 worden door de respondenten ook een aantal redenen genoemd. Vaak genoemde redenen zijn:
Gemeenten en andere organisaties hebben voldoende tijd gehad om kennis op te doen over de Omgevingswet en om te oefenen met het DSO. Als men hier nu nog mee moet beginnen is men te laat.
Het wederom uitstellen van de inwerkingtreding is onwenselijk, we moeten even door de zure appel heen bijten, in de praktijk met de Omgevingswet aan de slag gaan en kinderziektes gaandeweg oplossen.
Wanneer de inwerkingtreding wordt uitgesteld, zorgt dat ervoor dat veel gemeenten en organisaties hun plannen moeten wijzigen en dit brengt ongewenste kosten met zich mee.
Kajsa Ollongren, Kamerbrief over voortgang Omgevingswet - december 2021, p.1.
Kajsa Ollongren, Kamerbrief over voortgang Omgevingswet - december 2021, p.6.
Kajsa Ollongren, Kamerbrief over voortgang Omgevingswet - december 2021, p.12.
Overgrote deel van de uitvoeringspraktijk is niet klaar voor inwerkingtreding van de Omgevingswet