“Wat goed is voor het bbp, is niet per se ook goed voor de inwoners van Nederland.” Overheden moeten fundamenteel heroverwegen hoe hun beleid tot stand komt, waarbij geld niet de enige of belangrijkste afweging is. Dat stelt de Raad voor de leefomgeving in hun nieuwste advies. Brede welvaart moet daarom in de gehele beleidscyclus centraal staan om goede politieke- en beleidskeuzes te maken.
Nederland behoort tot een van de beste economieën in de wereld en scoort gemiddeld goed op gezondheid, opleidingsniveau en huishoudinkomen. Maar niet iedereen krijgt een even groot stuk van de taart, er is groeiend woningtekort en het gaat slecht met de Nederlandse natuur. De grote transitieopgaven vragen een overwogen besluitvormingsproces, waarbij zoveel mogelijk invalshoeken worden meegenomen.
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) komt daarom met een advies over hoe de overheid het begrip ‘brede welvaart’ kan benutten om beleid gerichter te sturen op “het waarborgen van alle economische, sociale en leefomgevingsaspecten die van belang zijn voor het huidige en toekomstige welbevinden van de inwoners van Nederland”. Brede welvaart gaat dus over het maken van integrale afwegingen vanuit de overheid.
Het gebruik van het bruto binnenlands product als indicator voor welvaart is volgens de Rli namelijk een valkuil. “Wat goed is voor het bbp, is niet per se ook goed voor de inwoners van Nederland. In de economische wetenschap en onder bestuurders is men het er al jaren over eens dat voor het vergroten van welvaart méér nodig is dan alleen sturen op maximalisatie van het bbp”, zo valt in het rapport te lezen. Economische, ecologische en sociale aspecten hebben volgens de raad invloed op de welvaart en het welzijn van mensen. “Al deze aspecten zouden dus mede sturend moeten zijn in het beleid dat de overheid voert om de nationale welvaart te vergroten.”
“Besluitvorming is voor politici nu vaak moeilijk, omdat niet alle feiten op tafel liggen”, zegt Rli-raadslid en commissievoorzitter Pallas Agterberg. Brede welvaart vraagt om het meenemen van alle belangen in beleidskeuzes, in elke stap van het beleidsproces, zowel op nationaal als decentraal niveau.
“De transities en vraagstukken waar Nederland de komende decennia voor staat worden steeds klemmender”, voegt Rli-raadslid Erik Verhoef toe. “Heel veel zaken lopen helemaal vast. Dus het maken van keuzes gaat alleen maar belangrijker worden. Het is belangrijk om voor ogen te houden dat brede welvaart niet alleen maar een goednieuwsshow is, maar juist ook dat je de afwegingen in beeld brengt en daarbij de politiek en het beleidsproces helpt om die afwegingen transparanter te maken.”
De thema’s die volgens het bredewelvaartprincipe mee moeten wegen zijn: subjectief welzijn, gezondheid, consumptie & inkomen, onderwijs & opleiding, ruimtelijke samenhang & kwaliteit, economisch kapitaal, natuurlijk kapitaal en sociaal kapitaal. Maar het toepassen van deze thema’s is geen one-size-fits-all. Agterberg: “Er moet 360 graden worden gekeken naar totale impact. Maar vervolgens moet daar wel de politieke discussie over gevoerd worden. Je kan niet zeggen, dit is objectief meer brede welvaart dan dat, maar waar het over gaat is dat je inzichtelijk hebt welke factoren meespelen en dat je dus op een goede manier die afweging weet te maken.”
Bij het gebruik van brede welvaart moet ook gewaakt worden voor selectief winkelen. Één van de risico’s is volgens Verhoef het ontstaan van opportunistisch gedrag. “We noemen in het advies het voorbeeld van het omkleden van gewenste besluiten met argumenten van brede welvaart. Daarmee wordt het besluitvormingsproces juist mistiger en minder goed onderbouwd in plaats van dat het beter onderbouwd wordt.”
De keuzearchitectuur van beleidsopties moet volgens De Rli anders ingericht worden, ook moet er minder verkokering zijn van besluitvorming. “Dat betekent dat er over voorgenomen beleid meer afstemming moet komen tussen beleidssectoren en tussen overheden op alle schaalniveaus. Daarvoor ontbreekt op dit moment in veel gevallen een besluitvormingstafel”, zo klinkt het advies.
“We maken in ons advies heel expliciet het punt dat je in verschillende fases van de beleidscyclus het gedachtegoed van de brede welvaart veel explicieter een plek moet geven”, zegt Verhoef. Iets wat nu nog lastig is, omdat overheidsbeleid niet wordt geformuleerd op onderlinge samenhang, maar op doelstellingen en budgetten per sector. Daarom is er volgens De Rli “een forse cultuurverandering nodig – bij de politiek én bij de ambtelijke ondersteuning – om te komen tot effectieve sturing op brede welvaart.”
Volgens de Rli is de regio als schaalniveau het logische schaalniveau voor veel beleidsvraagstukken, en dus ook voor het toepassen van brede welvaart. Nationale doelstellingen en lokale vraagstukken komen hier namelijk samen. “In de regio spelen specifieke vraagstukken en heel veel zaken rond brede welvaart zullen daar uiteindelijk moeten landen. De regio kent ook een bestuurlijke complexiteit, omdat verschillende overheidslagen tegelijkertijd dingen doen en willen”, zegt Verhoef.
Agterberg merkt op dat er in de regio nu nog te sectoraal gewerkt wordt. “We zijn eigenlijk wel geschrokken over de hoeveelheid regionale tafels, vaak met specifieke onderwerpen. In de gemeente heb je een college van B&W, bij de provincie heb je gedeputeerden die samenkomen, en de Rijksoverheid heeft de kabinetsbesprekingen. Bij de regio zie je dat nergens, dat komt niet bij elkaar. En juist omdat er voor elk onderwerp weer een andere indeling is, is het ook heel lastig bij elkaar te brengen. Dat maakt het moeilijk om op brede welvaart te sturen.”
Het Rli adviseert dat regionale overheden samen met inwoners, lokale en regionale bedrijven en organisaties tot een regionale kansenagenda moeten komen. Voor de Rijksoverheid ligt hier ook een rol, de budgetten die via het Gemeente- en Provinciefonds en op andere manieren beschikbaar zijn moeten aan brede welvaart besteed kunnen worden. Dit betekent een versoepeling van sectorgebonden budgetten.
Door het meenemen van alle pijlers van brede welvaart bestaat het gevaar dat het voor de burger lastiger wordt om het beleid te begrijpen. Het stikstofprobleem laat op het eerste gezicht zien dat, zodra natuur wordt meegenomen in beleidsafwegingen, afkeer lijkt te ontstaan tegen beleid en politiek. Wat heeft geleid tot stemgedrag tegen dat beleid.
Volgens Agterberg is de verkiezingsuitslag juist te verklaren uit het voorgaande beleid dat niet integraal genoeg problemen heeft aangepakt. “Wat je kan zien is dat mensen vinden dat er bijvoorbeeld te weinig woningen zijn en dat er een aantal dingen niet op orde zijn in Nederland. Dat komt in feite omdat er heel eenzijdig is gestuurd op economische groei.”
Daarom stelt het Rli voor een kapitalenbegroting op te nemen in de Rijksbegroting. De minister van Financiën zou een werkwijze moeten ontwikkelen die financieel, economisch, sociaal en natuurlijk kapitaal in overheidsbesluiten waarborgt. “Zorg er als overheid voor dat je een consistent verhaal hebt over waar Nederland heengaat. Dat is ook waar je hoopt dat zo'n kapitalenbenadering bij gaat helpen. Want dan had je de scheuren al eerder zien ontstaan en daarop kunnen inspelen.”