Bij het beslissen op aanvragen voor een natuurvergunning van 4 melkrundveehouderijen, heeft de provincie de stikstofuitstoot verkeerd vastgesteld. Dat heeft de rechtbank Oost-Brabant vandaag bepaald. De provincie moet opnieuw beslissen op de aanvragen. De rechtbank deed al eerder diverse uitspraken op het gebied van stikstof en veehouderijen. Een overzicht.
Vóór de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de programmatische aanpak stikstof, was stikstof bij het grote publiek nog relatief onbekend. Net zoals andere rechtbanken heeft de rechtbank Oost-Brabant daarna veel zaken over de gevolgen van stikstofdepositie behandeld en daar komen steeds meer zaken bij.
Veel van die zaken gaan over natuurvergunningen voor emissiearme stallen. Deze vergunningen worden onder andere aangevraagd om te voldoen aan de strengere eisen van de Noord-Brabantse omgevingsverordening. Vaak (ook in de vier zaken van vandaag) heeft de melkveehouder tegelijkertijd gevraagd om meer dieren te houden.
Bij het wijzigen van een veehouderij moet worden onderzocht wat de gevolgen zijn voor een nabijgelegen Natura 2000-gebied. Een veehouderij heeft geen natuurvergunning en een bijbehorend uitgebreid onderzoek (ook wel ‘passende beoordeling’ geheten) nodig als de veehouderij al bestond voordat het Natura 2000-gebied is aangewezen. Als de veehouderij later is gestart of als de veehouderij later verandert (bijvoorbeeld door het bouwen van een nieuwe stal), wordt er gekeken of een Natura 2000-gebied daardoor slechter af is. De aanpassing van het bedrijf wordt dan vergeleken met de laatste natuurvergunning of als die er niet is, dan wordt gekeken naar de milieuvergunning met de minst nadelige gevolgen voor het natuurgebied. Als het veranderen van een veehouderij minder nadelige gevolgen heeft voor een natuurgebied dan daarvoor, is er geen natuurvergunning of onderzoek nodig. Dat vergelijken met de oude vergunning wordt ‘intern salderen’ genoemd.
Bedrijven beschouwen hun oude vergunning(en) vaak als hun ‘bestaande rechten’. De rechtbank Oost-Brabant heeft uitgesproken dat alleen mag worden vergeleken met oude vergunningen van een bedrijf als die daadwerkelijk worden gebruikt óf als ze kunnen worden gebruikt zonder dat hier een nieuwe vergunning voor nodig is. De gevolgen van die ‘bestaande rechten’ voor Natura 2000-gebieden zijn immers nooit ecologisch beoordeeld. Daardoor is niet duidelijk wat er gebeurt als die oude onbenutte ‘bestaande rechten’ ineens wel worden gebruikt (zie de uitspraak van 15 februari 2023). Dan zal het bedrijf moeten aantonen dat Natura 2000-gebieden door de verandering van het bedrijf niet (verder) in de problemen komen en de herstelmaatregelen voor dit gebied niet voor niets zijn.
Als een aanvraag voor het wijzigen van een veehouderij niet leidt tot meer stikstofdepositie op een natuurgebied, dan is er geen vergunning nodig en moet de aanvraag worden geweigerd. Deze ‘positieve weigering’ is niet hetzelfde als een vergunning verlenen (zie de uitspraak van 1 december 2022).
Veel veehouderijen die hun bedrijf willen wijzigen, vragen toestemming voor de verplicht gestelde emissiearme stallen. Deze stallen zouden moeten leiden tot minder uitstoot van ammoniak en stikstof. Bij de beoordeling van de prestaties van deze stallen gaat de provincie uit van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Maar dit is geen regeling op basis van de Wet natuurbescherming. Bovendien zijn er twijfels over de prestaties van veel moderne stalsystemen in meerdere rapporten.
Gelet op deze rapporten is nu niet zeker of een emissiearm stalsysteem in iedere stal op dezelfde wijze gaat presteren en zal blijven presteren zoals genoemd in de regeling Rav. Dit heeft de rechtbank onder andere gezegd over de volgende stalsystemen: een varkensstal met biologische combiluchtwasser, een vleeskuikenstal met stalsysteem E 5.11 en meerdere melkrundveestallen, waaronder stalsystemen A1.28 en A1.13. De rechtbank heeft de onderbouwing voor melkrundveestal A1.13 laten onderzoeken door haar deskundige en dat advies is als bijlage gevoegd bij de uitspraak van 8 april 2022.
Volgens de rechtbank speelt een aantal factoren een rol bij de onzekerheid over de prestaties van de melkrundveestallen, zoals de veevoersamenstelling, de oppervlakte per dier en het stalmanagement. Met aanvullende (bescherming)maatregelen, zoals ander veevoer of meer mestschuiven zou de onzekerheid kunnen worden weggenomen. Deze beschermingsmaatregelen kunnen worden betrokken bij de passende beoordeling zodat een uitgebreid ecologisch rapport niet meer nodig is. Deze maatregelen worden dan vastgelegd in vergunningsvoorschriften. Een veehouder kan er ook voor kiezen om minder dieren te houden dan zou mogen als hij zijn bestaande rechten volledig zou benutten. Hetzelfde oordeelde de rechtbank in zaken over de varkensstallen en vleeskuikenstallen. In een zaak over een omgevingsvergunning voor een varkensstal, verleende de rechtbank zelf een natuurtoestemming met aanvullende voorschriften op basis van een rapport van de Universiteit Wageningen.
Alleen in de Noord-Brabantse omgevingsverordening is een emissiefactor voor vrouwelijk jongvee opgenomen die afwijkt van de Rav. In de uitspraak van 28 oktober 2022 oordeelde de rechtbank dat deze emissiefactor niet goed is onderzocht en daarom niet mag worden gebruikt.
In een andere zaak verzocht een milieuvereniging om de natuurvergunning voor een nog niet gebouwde stal bij een veehouderij in te trekken. Dit wilde de vereniging omdat er volgens haar geen passende maatregelen werden genomen om de achteruitgang van een nabijgelegen Natura 2000-gebied te voorkomen.
Volgens de rechtbank kon de provincie zo’n verzoek op dat moment niet afwijzen met een verwijzing naar het provinciale maatregelenpakket, mede vanwege de twijfels over de prestaties van emissiearme stallen. De effecten van de overige maatregelen (bijvoorbeeld de opkoop van piekbelasters) waren toen onvoldoende duidelijk. Als de provincie niet inzichtelijk maakt welke andere maatregelen worden genomen om de dreigende achteruitgang van natuurwaarden in het natuurgebied te voorkomen, is de gedeeltelijke intrekking van de natuurvergunning de enige passende maatregel (zie de uitspraak van 24 november 2022).
Bijbehorende uitspraken