Participatie… Wat is dit eigenlijk? Een zoekopdracht op Google geeft al 20 definities, variërend van kortweg ‘(actieve) deelname’, ‘een steentje bijdragen’ en ‘meedenken en meedoen’ tot ‘een proces waarbij individuen, groepen en organisaties invloed uitoefenen op en controle delen over collectieve vraagstukken, beslissingen of diensten die hen aangaan”.
Over het algemeen hechten lokale overheden eraan inwoners te betrekken bij beleidsvorming. Of het nu gaat om inrichting van (dorps)pleinen, parken, of andere verblijfsgebieden, of het bepalen van locaties voor functies als een speeltuin of skatebaan, recreatief uitkijkpunt, evenemententerrein of windpark; het draait niet zozeer om het onderwerp, het type ontwikkeling. De kern van participatie is hoe inbreng van inwoners (succesvol) meegewogen kan worden in ruimtelijke ontwikkelingen. Internet staat vol met ’tips en trics’ om een participatieproces goed te doorlopen, maar het valt nog niet mee om die succesvol toe te passen. Welke succes- en faalfactoren voor participatie kennen we en wat leren ervaringen uit het verleden ons? En wat kan de Omgevingswet hierin betekenen?
Door participatie kunnen overheden in een vroeg stadium de diverse belangen tijdig benoemen en meenemen in de te maken afwegingen. De Omgevingswet vraagt hier ook om: overheden moeten vastleggen hoe ze het participatieproces vormgeven. Zo wordt helder hoe betrokkenen worden meegenomen en op welke wijze het resultaat zal worden gebruikt.
Vaak is geen sprake van een ‘leeg vel’, maar kent de voorgenomen ontwikkeling een bredere context, een voorgeschiedenis met ‘mitsen en maren’. Dit hoeft echter niet alleen maar beperkingen op te leveren, zolang deze context maar vanaf het begin duidelijk wordt meegegeven. Ongeacht of dit financiële, ruimtelijke of andersoortige beperkingen geeft. Transparant zijn over kaders, voorwaarden en beperkingen én kansen, zal het vertrouwen in een goed verloop laten groeien. Dit levert vervolgens doorgaans een constructieve houding op van de participanten. Bewoners die deelnemen aan participatietrajecten brengen positieve energie mee. Ze zijn betrokken, hebben vaak veel kennis van de lokale situatie en willen graag meedenken.
Bij wat grotere, complexere ontwikkelingen kost een participatieproces wat meer tijd. Het is belangrijk, maar niet altijd eenvoudig, om deelnemers aangehaakt te houden. Welke stappen zet je samen? Op welke wijze worden (tussen)uitkomsten teruggekoppeld? Als wensen niet kunnen worden gehonoreerd, blijven deelnemers dan bereid mee te denken? Bovendien kunnen deelnemers uitvallen door bijvoorbeeld een verhuizing of verlies van interesse. Daarnaast, voor wie aansluit aan een lopend proces is het lastig om op het juiste ‘informatieniveau’ te komen en om in de juiste stand deel te nemen. Met goede verslaglegging en gespreksleiding kunnen deze zaken ondervangen worden.
Essentieel onderdeel van het participatieproces is dat deelnemers weten welke belangenafweging plaatsvindt. Hoe vindt weging plaats en welke onderdelen wegen meer of juist minder zwaar. Is het mogelijk om deelnemers hier ook over te laten meedenken?
Het groeiende wantrouwen tegen de politiek en overheden helpt niet mee om een participatieproces succesvol te maken. Na een minder goede ervaring met participatie zijn inwoners minder geneigd om bij nieuwe initiatieven (opnieuw) deel te nemen. Het is daarom zinvol om altijd te evalueren, ook als een traject succesvol was: welke factoren maakten het traject tot een succes? Ook in die evaluatie moeten overheid en belanghebbenden samen optrekken om een volledig beeld te krijgen.
Een prachtig voorbeeld van succesvolle participatie is de verplaatsing van de N629 bij Dongen. In Helmond begeleidde Ruimtemeesters een aantal participatieve trajecten waar de gemeente langer op kan voortborduren.
(Lokale) overheden passen al op grote schaal participatie toe bij ruimtelijke ontwikkelingen om bewoners te laten meepraten dan wel meebeslissen. Onder de Omgevingswet zal dit alleen maar toenemen, want die verplicht overheden om vooraf na te denken over een aantal belangrijke onderdelen. Hierdoor wordt bij de start van een proces een goed kader neergezet en wordt de deelnemers duidelijkheid gegeven over hun rol, de afwegingen en het resultaat. Zo weten alle betrokkenen vanaf het begin waar ze aan toe zijn.
Ten slotte, door niet-succesvolle maar vooral ook wél succesvolle trajecten te evalueren, ontwikkelen we inzicht in wat participatie succesvol maakt.