Kort na de stemming in de Eerste Kamer over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen sprak ik de verslaggever van de Cobouw. Hij vroeg mij wat mijn gevoel was nu de Eerste Kamer had ingestemd met het wetsvoorstel. Of ik een traantje had gelaten? âNeeâ zei ik.
Maar ik had ook niet op tafel staan dansen, stelde hij vast. Dat klopt was mijn antwoord.
Wat was dan mijn emotie na de stemming? Nou, dat was meer een gevoel van en nu?. Het is ook wel een heel lange reis geweest tot de instemming met deze Wet zei hij. Waarop ik antwoordde dat de reis nog moet beginnen. Maar met het aannemen van dit wetsvoorstel is in ieder geval de bestemming duidelijk. En dat is goed. Er is veel te lang onzekerheid geweest voor zowel bevoegd gezag als de markt. Dat heeft het vakgebied veel schade opgeleverd. Al jaren is er onvoldoende geïnvesteerd in kennis en capaciteit.
Nu de bestemming bekend is moeten we echt beginnen met de reis. Bijna alle spullen zitten in de koffer en we hebben de route al een paar keer uitgestippeld. Maar tot de inwerkingtreding van de Wet bestaat de eerste etappe naar mijn mening uit proefprojecten. Heel veel proefprojecten. Die moeten aantonen dat het stelsel kan functioneren. En dat geldt dan niet alleen voor de krenten in de randstad, maar voor de gehele gevolgklasse 1. Dat betekent dat er van Vlieland tot Vaals ook veel pap bij zit. Het percentage van 10% proefprojecten in het bestuursakkoord is niet zomaar verzonnen. Wat mij betreft is dit het belangrijkste onderdeel binnen het implementatietraject van het nieuwe stelsel. Uiteraard zijn er al een aantal pilots uitgevoerd. Maar door het land heen is de bekendheid met de gevolgen van het nieuwe stelsel nog erg beperkt. Dat geldt zowel voor gemeenten als aanvragers, bouwers en ontwerpers. Men heeft nog niet kunnen oefenen en dat is heel hard nodig. Mijn oproep is dan ook richting gemeenten om de deur wagenwijd open te zetten voor de proefprojecten, en deze te stimuleren met een behoorlijke legeskorting. Nu is dit laatste uiteraard aan het college van B&W, maar zij moeten zich beseffen dat als het stelsel in werking is, en de aanvragen onder de gevolgklasse 1 een melding worden, de leges voor de bouwtechnische toets geheel komen te vervallen. Inmiddels zijn er diverse documenten online zoals de spelregels voor het kunnen uitvoeren van proefprojecten waardoor dit geen belemmering meer mag zijn.
Tot de beoogde invoering in 2021 is het een streven om tien procent van alle aanvragen die straks onder het stelsel gaan vallen als proefproject te gaan uitvoeren. Dit staat in het bestuursakkoord en geldt voor iedere gemeente in Nederland. Zo worden instrumenten getest, kwaliteitsborgers aan het werk gezet en wordt duidelijk hoe het verdienmodel van de kwaliteitsborging (betaald door de opdrachtgever) eruit gaat zien. Bovendien wordt helder welke aspecten specifieke risicos hebben die in de risico analyse horen en specifieke borging krijgen. Belangrijk onderdeel van de proefprojecten is ook de samenwerking tussen de partijen in de keten met daarbinnen de nieuwe rol voor het bevoegd gezag. Want de minister moet over één jaar zeggen of het verantwoord is om het stelsel op 1 januari 2021 in werking te laten treden. En uiteraard om deze 10% te halen is niet alleen noodzakelijk dat gemeenten de deur er voor open zetten. Ook de aanvragers moeten dan wel bereid zijn om hun plan als proefproject te gaan indienen, waarbij dan ook uiteraard de vraag is welke extra kosten deze aanvrager bereid is hiervoor te betalen.
The proof of the pudding is in the eating. Met andere woorden: De enige manier om erachter te komen of dit stelsel werkt is het uitvoeren en het resultaat zien. Daarom moeten we met zowel bevoegd gezag als opdrachtgevers, bouwers en aankomende kwaliteitsborgers de schouders eronder zetten. Gezamenlijk aan de slag! Niet wachten, maar doen. Alleen dan wordt dit een prettige reis en bereiken we onze bestemming.