Afgelopen week oordeelde de rechtbank in Den Haag dat het huidige wettelijke systeem rond geur burgers in het buitengebied niet voldoende beschermt. Met die uitspraak wordt de nationale overheid mede verantwoordelijk voor het aanpakken van geuroverlast en kunnen omwonenden die geurhinder ervaren dit verhalen op de overheid. LTO Nederland benadrukt dat de geurbelasting vanuit veehouderijen over het algemeen afneemt, en dat daar waar er daadwerkelijk overlast is er een werkende aanpak moet zijn.
Overlast van geur is subjectief, lastig te meten en daardoor een gevoelig thema. Om hinder te voorkomen staat het terugdringen van geuremissies bij alle veehouderijsectoren hoog op te agenda. Over het algemeen neemt de geurbelasting vanuit de veehouderij af, ook door de afname van het aantal bedrijven. Binnen verleende vergunningen werken boeren er hard aan om overlast voor hun omgeving zo veel mogelijk te beperken. LTO Nederland vindt – zoals ook is meegenomen als overweging door de rechtbank – dat als er op bepaalde plekken daadwerkelijk sprake is van onnodige hinder, dit moet kunnen worden aangepakt.
Vergunningverlening en handhaving zijn regionaal en lokaal belegd. De uitspraak van de rechtbank Den Haag gaat over een aantal bestaande casussen, die om bepaalde geurconcentraties draaien. De rechter kende alleen schadevergoeding toe in die gevallen waar de norm fors werd overschreden, Nieuwe casussen met deze geurconcentraties zullen niet aan de orde zijn: boven de norm waarbij rechter schade toekende worden vergunningen niet meer verleend. Bovendien hebben gemeenten en provincies de mogelijkheid om de normen strenger te maken, en kunnen gemeenten er op toezien dat er geen nieuwe woningen in het buitengebied komen.