Elke donderdag publiceert PONT de nieuwste jurisprudentie van deze week, samengesteld door medewerkers van STAB. Hiermee mis je niets van de belangrijkste uitspraken.

Week 48
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5735: Awb, Arbeidsomstandighedenwet; eis tot naleving Brzo 2015, chemische producten, overvullen, verticale cilindrische opslagtanks, bovengrondse opslag van brandbare en/of toxische vloeistoffen, PGS 29, toepasselijke recht, Invoeringsbesluit Omgevingswet, omvang geding, Buncefieldtanks, Buncefieldscenario, procesbelang, mededelingen minister toekomstige besluitvorming, fysiek onafhankelijke instrumentele overvulbeveiliging, omgevingsvergunningen, preventiebeleid en veiligheidsbeheerssysteem, toetsing "ex nunc", ander standpunt minister, intrekkingsbesluit, geen belang, geen beroep van rechtswege (Rb Rotterdam 19/4049, 19/4062 en 19/5275)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5735: Awb, Wabo, Woningwet; handhavingsverzoek, warmteterugwinning balansventilatie installatie, appartementencomplex, niet tijdig beslissen, afwijzing handhavingsverzoek, bouwvergunning, al dan niet overeenkomstig bouwvergunning gebouwd, Bouwbesluit 2003, gemeenschappelijke ruimten, geluid, vonnis Raad van Arbitrage, contactgeluid, isolatie-index, voorschrift, STAB-advies, effectief inbreng leveren onderzoek deskundige, artikel 6 EVRM, ventilatieberekening, minimale capaciteit luchtverversing, 50%-regel, NTR 5076, overtreding, afweging handhavend optreden/aan het college, afweging rechtbank/college tot de zijne gemaakt, in stand laten rechtsgevolgen, overschrijding redelijke termijn, schadevergoeding (Rb Rotterdam 18/115)
*ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5727: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, handelen met gevolgen beschermde monumenten en afwijken bpl, uitbreiden hotel/restaurant en het wijzigen van de erfafscheiding, uitleg bpl, horecabestemming, bestemmingsomschrijving, bvo, dubbelbestemming, welstandsgebied, rijksmonument, adviezen, bouwvlak, wijze van meten, peil, geluid, milieusituatie, meer en vaker bezoekers, Activiteitenbesluit milieubeheer, binnenterrein, omgevingsgeluid, parkeren, parkeernormen, aanvullende motivering volstaat niet, verkeersveiligheid, laden en lossen, geen evidente privaatrechtelijke belemmering, straat- en bebouwingsbeeld (Rb Zeeland-West-Brabant 21/2215 en 21/2320)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5740: Awb, Wabo, Wro; omgevingsvergunning bouwen, bouw van een nucleaire reactor en bijbehorende bouwwerken, medische isotopen, industriële isotopen, uitvoeren van nucleair technologisch onderzoek, gemeentelijke coördinatieregeling, toetsing bpl, stikstofdepositie, passende beoordeling, Plan-MER, Bouwbesluit 2012, brandveiligheid, brandcompartimentering, brandveiligheidsinstallaties, sprinklers, plattegronden, vluchtroutes, openbaarmaking/schaden veiligheid Staat, artikel 3:11 Awb, tussenuitspraak
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5756: Awb, Gmw, Wm: afwijzing handhavingsverzoek, geen maatregelen, APV, Activiteitenbesluit milieubeheer, geluidoverlast van bezoekers muziekgebied, podia met horecagelegenheden, buiten de inrichting, toerekening aan inrichting, algemene zorgplicht, onmiskenbaar, geluidsmetingen, piekgeluiden, geen overtreding, geen bevoegdheid tot handhavend optreden, niet tijdig nemen besluit, dwangsom, uitspraak na judiciële lus
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5744: Awb, Wabo; handhaving, dwangsom, permanente bewoning recreatiewoningen, strijd bpl, evenredigheid handhavend optreden, maatstaf Harderwijk-uitspraak, goed motiveren, alle omstandigheden van het geval, financiële en medische situatie, gebrek aan zelfredzaamheid, krapte woningmarkt, omgaan met gevolgen handhaving, hulp bieden, langere begunstigingstermijn, tijdsverloop handhavend optreden, judiciële lus, treffen voorlopige voorziening (Rb Gelderland 21/4284)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5760: Awb, Wro; bpl, kerk, rijksmonument, woningbouw, appartementen, zorgwoningen, wijzigingsbesluit, artikel 6:19 Awb, verkeer, verkeersgeneratie, snelheidsovertredingen/handhaving, parkeren, CROW, aantal parkeerplaatsen, representatieve invulling maximale mogelijkheden, bestaand parkeertekort, compensatie, borging planregels, onvoldoende duidelijk en rechtsonzeker, parkeerbehoefte, parkeernorm, begrip "eigen terrein", privaatrechtelijke belemmering, parkeerdruk, verlies van groen, gemeentelijk beleid, groennorm, bomeneffectanalyses, geluid, geluidrapport, peil, bouwmassa, privacy, uitzicht, bezonning, lichte TNO-norm, bezonningsstudies, planschade, tussenuitspraak
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5580: Awb, Gmw; exploitatievergunning restaurant, terras, vermeende strijd bpl, ontvankelijkheid hoger beroep, procesbelang, schade, geen feitelijke betekenis/verhuisd, APV, exploitatie openbare inrichting, desbetreffende activiteit, bpl/omgevingsplan, bestemmingsomschrijving, verdergaande toetsing, bouw- en gebruiksregels, Wabo/Omgevingswet, horecabedrijf toegelaten (Rb Gelderland 21/1031)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5737: Awb, Gmw; exploitatievergunning restaurant, APV, terras, vermeende strijd bpl, ontvankelijkheid hoger beroep, procesbelang, schade, geen feitelijke betekenis/verhuisd, belang openbare orde of openbare veiligheid, woon- en leefsituatie (Rb Gelderland 21/1033)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5761: Awb, Ontgrondingenwet; ontgrondingenvergunning, aangevraagde wijziging, bestaande ooibossen, agrarische percelen, natuurbegrazingsbeheer, ontvankelijkheid, belanghebbende, ondervinden feitelijke gevolgen, gevolgen van enige betekenis, feiten gevolgen, zicht/van enige betekenis, procesbelang, aanvraag, Natura 2000-gebied, aanwijzingsbesluit, geen uitbreidingsdoelstellingen, beheerplan, waardevermindering, verminderde verkoopbaarheid woning, geen strijd bpl, m.e.r.-beoordeling, stikstof, bescherming planten- en diersoorten, Wet natuurbescherming, natuurwaarden, belangenafweging, vrijkomende stikstofruimte, relativiteitsvereiste
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5757: Awb, Wabo; omgevingsvergunning, bouwen en wijzigen gemeentelijk monument, omzetten van een vluchtweg naar een balkon met terrasafscheiding, vermeende strijd bpl, gemotiveerde bespreking rechtbank, totstandkoming bouwvlak bpl, geen weigeringsgronden, vertrouwensbeginsel (Rb Noord-Holland 22/1734)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5758: Awb, Wabo; weigering aanvraag omgevingsvergunning, verbouwen verdieping bedrijfsgebouw naar appartementen, belemmering bedrijfsactiviteiten, gevoelige objecten, maximale planologische mogelijkheden, aanwezigheid bedrijfswoningen, andere maatstaven dan burgerwoningen, gelijkheidsbeginsel, overschrijding redelijke termijn, schadevergoeding (Rb Noord-Holland 22/3590)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5769: Awb, Wabo; handhaving, dwangsom, verwijderen aanlegsteiger/golfbreker, weigering aanvraag omgevingsvergunning, belanghebbenden besluiten omgevingsvergunning, rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt, gevolgen van enige betekenis, afstand, onbebouwd en open polderlandschap, voordeel van de twijfel, strijd bpl, berging, afvoer en doorstroming water, watervergunning Rijkswaterstaat, gebruikt voor ander doel dan die waarin de aanvraag voorziet, passeren gebrek, evenredigheid handhavend optreden, treffen voorziening (Rb Oost-Brabant 22/590 en 23/687)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5766: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen recreatiewoningen, aantasting omliggende bosgebied, Wet op de Ruimtelijke Ordening, toetsen aan papieren plankaart, digitale bronbestand, bouwtekeningen, bouwvlak, parkeren, parkeernorm tiny houses, verkeersbestemming, bestaande recreatiewoningen, overschrijding redelijke termijn, schadevergoeding (Rb Zeeland-West-Brabant 22/5425)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5743: Awb, Wabo; weigering omgevingsvergunning verbouwen pand tot appartementen, parkeren, (on)voldoende parkeergelegenheid, aantal parkeervergunningen, oplossen parkeertekort, onderschrijven overwegingen rechtbank, gebruik aanwezigheidspercentages, meerdere functies, norm goede ruimtelijke ordening, toekomstige parkeerbehoefte, dezelfde momenten in de dag en de week, parkeervergunningruimte, binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, geen rechtstreekse aanspraak, aanleiding afwijken hoofdregel (Rb Overijssel 22/17)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5767: Awb, Wabo; handhaving, dwangsom, beëindigen en beëindigd te houden, uitleg bpl, vaststelling omvang bouwperceel, actuele situatie, kadastrale percelen, bouwregels, aanvragen omgevingsvergunning bouwen, geen overtreding, onbevoegd tot handhavend optreden, zelf in de zaak voorzien, herroepen besluit, in plaats treden vernietigde besluit (Rb Gelderland 22/3351)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5755: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen, winkel op de begane grond, appartementen op de verdiepingen, Afdeling kan zich vinden in oordeel rechtbank, ontbreken stukken archief, rechtmatigheid niet aantasten, geen strijd bpl, geen weigeringsgronden, vergunning moest worden verleend, maximale bouwhoogte (Rb Noord-Nederland 22/3476 en 22/3739)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5733: Awb, Wro; wijzigingsplan, omzetting naar een bedrijfsbestemming, wijzigingsbevoegdheid moederplan, bedrijfshal voor opslagdoeleinden, auto- en veilingbedrijf, LPG-vulpunt, beperking bedrijfsvoering, Besluit externe veiligheid inrichtingen, (beperkt) kwetsbaar object, opslag, ander standpunt, geen gewijzigde omstandigheden, niet met vereiste zorgvuldigheid voorbereid, zelf in de zaak voorzien, artikel 6:19, zesde lid, van de Awb, geschil finaal beslecht, geen procesbelang
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5745: Awb, Erfgoedwet; afwijzing aanvraag als gemeentelijk monument, voormalig verzorgingstehuis, hoofdgebouw en zusterhuis, belangenafweging, praktische beperkingen herontwikkeling, advisering STAB rechtbank, herhaling aangevoerde in beroep, gemotiveerde bespreking rechtbank, onjuist of onvolledig, hoge cultuurhistorische waarde, niet haalbaar/exploiteren als zorginstelling, andere functie, nieuw herbestemmingsplan (Rb Zeeland-West-Brabant 21/2067)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5773: Awb, Wro; wijzigingsplan, woningbouw, ontvankelijkheid beroep, geen zienswijze, belanghebbende, rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt, gevolgen van enige betekenis, ontsluiting, inpassing omgeving, groen, privacy, lichtinval, verkeer, verkeerstoename, maximumsnelheid, waardevermindering woning, bouwwerkzaamheden, uitvoeringsaspecten, vooringenomenheid, bouwmogelijkheden, zelf in de zaak voorzien
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5763: Awb, Wro; bpl, planologische regeling woonboten, verplaatsen binnen vijf jaar, besluit na uitspraak Afdeling, afdeling 3.4 van de Awb, vernietiging besluit door bestuursrechter, efficiënte geschilbeslechting, rechtszekerheid andere partijen, nadeliger positie, wezenlijk ander plan, opnieuw doorlopen uov, opnieuw ontwerpplan ter inzage, aard en ernst gebreken, ontvankelijk beroep, geen definities, nieuwvestiging, vervanging, Van Dale, tekstuele toevoeging, niet geregeld wat raad wilde regelen, zelf in de zaak voorzien
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5771: Awb, Hvw; bestuurlijke boete, omzetten zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimtes, kamersgewijs verhuren, herhaling aangevoerde in beroep, onderschrijven oordeel rechtbank, vertrouwensbeginsel, overschrijding redelijke termijn, schadevergoeding (Rb Amsterdam 20/6792 en 20/6795)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5754: Awb, Wabo; omgevingsvergunning realiseren bedrijfsverzamelgebouw, parkeren, gemeentelijke parkeernormering, representatieve maximale invulling, dominante functies/daarbij behorende parkeernormen, situatietekening, parkeerbalans met parkeernomen, foto's, feitelijke parkeersituatie, parkeeroverlast, incidentele foutparkeerders, handhavend optreden (Rb Den Haag 21/7506)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5764: Awb, Wro; bpl, woningbouw, (voormalig) kassencomplex en volkstuinencomplex, ontvankelijkheid, belanghebbende, Varkens in Noord, geen zienswijze, doelstelling, bundeling van rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken individuele belangen, feitelijke werkzaamheden, bouwweg, bouwverkeer, hoogheemraadschap, alternatieve routes, uitvoering plan, uitvoeringsaspecten, benodigde omgevingsvergunning, geen bijzonder omstandigheden, uitspraak na eerdere uitspraak
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5762: Awb, Wro; bpl, verbod op kamerbewoning en woningsplitsing, binnenplanse afwijkingsmogelijkheid, goed woon- en leefklimaat, gevolgen bedrijfsvoering, herstelbesluit, alleen beroep tegen herstelbesluit/niet tegen parapluplan, efficiënte geschilbeslechting, rechtszekerheid andere partijen, nadeliger positie, gewijzigde feiten of omstandigheden, niet-ontvankelijk, regionaal en provinciaal beleid, afwijkingsbevoegdheid/niet verplicht omgevingsvergunning te verlenen, planregels/"kunnen", ontbreken hardheidsclausule, geen belang parapluplan
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5747: Awb, Wro; bpl, transformatie bedrijventerrein naar gemengd programma, wonen, werken, onderwijs, bedrijvigheid en voorzieningen, Chw, 7c BuChw, reparatieplan, artikel 6:19 Awb, goede procesorde, artikel 1.6a Chw, nieuwe beroepsgronden, bulletpoints/beroepschrift, provinciale verordening, relativiteitsvereiste, ruimtelijke kwaliteit, hoogst mogelijke milieucategorie, bedrijventerrein, parkeren, parkeeronderzoek, parkeernormen, maximale mogelijkheden plan, deelmobiliteit, factsheet CROW, planologisch verzekeren, parkeerplaatsen, mobilityhubs, parkeerregulering, verkeer, verkeersmodellen, basisjaar, verkeerstoename, milieuzonering, VNG-brochure, woon- en leefklimaat, bouwhoogte, sociale veiligheid, beeldkwaliteitsplan, kavelpaspoort, financiële uitvoerbaarheid, zelf in de zaak voorzien
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5753: Awb, Wro; bpl, integraal kindcentrum, geluid, verkeer, aanvullend akoestisch onderzoek, uitgangspunten, piekbronvermogen, VDI-richtlijn 3770, gemiddelde normen maximaal bronvermogen kind, geluidsscherm, etmaalwaarde, maximale geluidsniveau, stap 2 VNG-brochure, indirecte hinder, nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgrond, oorspronkelijke besluit, halen en brengen, geluid autobewegingen van en naar parkeerplaatsen, worst-case scenario, einduitspraak na tussenuitspraak
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5752: Awb, Wro; bpl, schrappen aantal intensieve veehouderijen, begripsbepalingen, aparte functieaanduiding geitenhouderijen, afwijkingsbevoegdheden, ontvankelijkheid beroep, functieaanduiding, geen voornemen om te stoppen, willekeurig, gemeentelijke visie, goede procesorde, ruimtelijk aanvaardbare wijze
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5738: Awb, Wro; bpl, woningbouw, twee voormalige zandwinningsplassen, omvang van het geding, artikel 1.6a Chw, nieuwe beroepsgronden, ladder voor duurzame verstedelijking, objectieve wijze, cijfermatige gegevens, actuele kwalitatieve behoefte, niet binnen bestaand stedelijk gebied, provinciale verordening, Natuurnetwerk Nederland, kernkwaliteit, MER, soortenbescherming, Wnb, uitvoerbaarheid plan, samenhang ander bpl, begrenzingen, beleidsruimte, verschillende initiatiefnemers, andere planning, handhaving
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5772: Awb, Wro; afwijzing aanvraag tegemoetkoming in planschade, schadeoorzaak/bpl, directe planschade, gebruiksmogelijkheden, eigendomsverkrijging, vereenzelviging, tijdelijk voordeel, meerdere planologische regimes, uitbreidingsplan, ontbreken verbodsbepaling, bouwverordening, verwezenlijking bestemmingen, verleende bouwvergunningen, detailhandel, terrein/geen bestemming, redelijk denkend en handelend koper, tussenuitspraak (Rb Oost-Brabant 23/966)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5751: Awb, Wro; bpl, herziening verschillende wijzigings- en bestemmingsplannen, centrum, positionering van bouwvlakken en maximale bouw- en goothoogten, stedenbouwkundige afweging, beleidsruimte, mogelijkheid benutten bestaande bouwmogelijkheden, bouwplan/na vaststelling kenbaar gemaakt
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5732: Awb, Wro; bpl, binnenplanse afwijkingsbevoegdheid, windturbines, plan-mer-plicht, Besluit mer, drie windturbines/windturbinepark, per agrarisch bouwblok/één of twee windturbines, geluid, Activiteitenbesluit milieunormen, geluidnormen, milieusituatie, gebruiksmogelijkheden aangrenzende gronden, akoestisch aanvaardbare situatie
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5750: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, dakopbouw, strijd bpl, goothoogte, gegevens, gemotiveerde bespreking rechtbank, redelijke eisen van welstand, Bouwbesluit 2012, bezonning, zonnestudie, lichte TNO-norm (Rb Midden-Nederland 24/2502)
* Rechtbank Midden-Nederland 26 november 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:6336: Awb, Erfgoedwet; afwijzing aanvraag aanwijzen gemeentelijk monument, beoordelingsruimte, bepalen monumentale waarde, beleidsruimte, niet tijdig beslissen aanvraag, erfgoedverordening, Verordening fysieke leefomgeving, beschermd dorpsgezicht, belangenafweging, cultuurhistorische waarden, ensemble, renvoren en verduurzamen is kostbaar, onderzoeken en rapporten, cultuurhistorische kwaliteiten, planologische opzet, alternatieven, bouwplan, aanvraag/start ruimtelijke procedure, rechtsmiddelen
* Hoge Raad 25 november 2025, ECLI:NL:HR:2025:1774: Sr, Wed, Wm; economische zaak, openbaar ministerie, niet-ontvankelijk in vervolging, strafrechtelijke immuniteit, gemeente, afvalstoffen, vergunde emissies van ethyleenoxide, nadelige gevolgen milieu, openbaar lichaam, hoofdstuk 7 Grondwet, opgedragen bestuurstaak, artikel 2 EVRM, positieve verplichting, nemen passende maatregelen, ruimte beoordelingsvrijheid, politieke verantwoordingsmechanismen, bestuurs- of civielrechtelijke aard, rechtspraak EHRM, geen onjuiste rechtsopvatting, initiatiefwetsvoorstel/verworpen, wetgever
* College van Beroep voor het bedrijfsleven 25 november 2025, ECLI:NL:CBB:2025:622: Awb, Landbouwkwaliteitswet; verleningsbesluit, biocertificaat, bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk, Skal, vleeskuikens, biologisch, belanghebbende, eigen, persoonlijk, objectief bepaalbaar, actueel en voldoende zeker belang, rechtstreeks bij besluit betrokken, onvoldoende onderscheidend belang, andere certificaathouders, concurrentiebelang, verzorgingsgebied, marktsegment, prijsdempend effect, vogelgriep, wilde vogels, geen rechtstreeks verband, omgevingsvergunning, ander beoordelingskader, afzien horen
* College van Beroep voor het bedrijfsleven 25 november 2025, ECLI:NL:CBB:2025:624: Awb, Msw; boete, veehouderij, derogatievergunning, stikstof uit dierlijke mest, gebruiksnorm, bewijsmaatstaf, overschrijding gebruiksnormen, memorie van toelichting, aannemelijk maken, administratie meststoffenhuishouding, bewijs, overtuigen en betrouwbaar, objectieve, verifieerbare gegevens, bemestingsplan, beginvoorraad dierlijke meststoffen, opgave, Uitvoeringsregeling Msw, fysieke meting, matiging boete, geen geringe overtreding, overschrijding redelijke termijn, geen verdere matiging boete
* College van Beroep voor het bedrijfsleven 25 november 2025, ECLI:NL:CBB:2025:625: Awb, Msw; boete, vleesvarkensbedrijf, mestcode, fosfaatgehaltes, mestverwerkingsplicht, gezag van gewijsde, uitgaan van juistheid oordeel, geanalyseerde gegevens, missen reële betekenis, beredeneerde waarden, devolutieve werking hoger beroep, bewijslast, Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, gemiddelde fosfaatgehalte, overschrijding redelijke termijn, geen aanleiding verdere matiging boete
* Rechtbank Noord-Nederland 25 november 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:4797: Awb, Wabo; vovo, omgevingsvergunning afwijken bpl en bouwen, kruimelgevallenregeling, woningen en beheerderswoning, beschermd wonen, duur tien jaar, spoedeisend belang, belanghebbende, bevoegdheid tot afwijken, onderdeel 11, onomkeerbare gevolgen, permanente behoefte, prefabwoningen, eenvoudig te verwijderen, beëindigbare huur- en zorgovereenkomst, huurbescherming, alternatief, locatiekeuze, draagvlak, uitvoerbaarheid, woon- en leefklimaat, spuitzone, beheersmaatregelen
* Rechtbank Midden-Nederland 25 november 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:6334: BW; kort geding, anterieure overeenkomst, contractuele verplichtingen, gebouw slopen, stellen bankgarantie, spoedeisend belang, nakomingsvordering, dwangsommen, presteren, kosten, projectwinst, schriftelijke bewijsstukken, niet aannemelijk dat niet kan worden nagekomen, sloopwerkzaamheden, belangenafweging
* ABRvS 24 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5685: Awb; beschikking, verzoek verlengen termijn herstellen gebreken bestreden besluit, bindende termijn, gemotiveerde verzoek, gelijke rechtsvraag, inzetten ruimtelijke titels, provinciale verordening, efficiënte rechtsbedeling, efficiënte inzet van publieke middelen, afwachten (eind)oordeel rechtsvraag
* Rechtbank Amsterdam 24 november 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:9069: Awb, Wnb; natuurvergunning, bouw en exploitatie woningen, toedeling depositieruimte, recente rechtspraak Afdeling intern salderen, termijn van zes manden, niet onredelijk, overschrijding redelijke termijn, schadevergoeding, toerekening verweerder/verzoek aanhouding, toerekening aan verweerder en rechtbank, proceskostenvergoeding
¶ Rechtbank Oost-Brabant 21 november 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:7590: Awb, Ow; vovo, handhaving, dwangsom, spoedeisend belang, overtreding, beginselplicht tot handhaving, concreet zicht op legalisatie, formulering last, weghalen windschermen, gebouw, begripsomschrijving bpl, belangenafweging, vertrouwensbeginsel, hoogte dwangsom, begunstigingstermijn
* ABRvS 20 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5641: Awb, Wro; vovo, bpl, woningbouw, provinciale verordening, openbare register, geluid, verkeer, geluidarm wegdek, vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel
* Rechtbank Overijssel 20 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6751: Awb, Wnb; handhavingsverzoek, kampeerterrein, niet tijdig beslissing, afwijzing handhavingsverzoek, Wnb-vergunning, broedvogels, licht, quickscans, aanwijzing Natura 2000-gebied, beperkt aantal kwalificerende habitatsoorten, intern salderen, 18 december-uitspraken, referentiesituatie, voortoets, inherente standaardonderdelen, algemene regels, planologische regel, maximeren aantal standplaatsen, AERIUS-berekeningen, overgangsperiode, rechtszekerheid, overschrijding redelijke termijn, rechtsgevolgen in stand laten
* Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 19 november 2025, ECLI:NL:OGHACMB:2025:278: Lar; afwijzing bouwvergunning, bezwaar niet-ontvankelijk, bekendmaking beschikkingen per e-mail, wettelijke grondslag, Bouw- en woningverordening, digitale manier, fysiek, aanvraagformulier, optie communiceren langs digitale weg, e-mailadres, verzending, afschrift e-mail, vermoeden ontvangst, screenshot e-mailbox, bezoek aan kantoor
* Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 19 november 2025, ECLI:NL:OGHACMB:2025:277: Lar; handhavingsverzoek, bouwvergunning, omvang van het geding, inhoud handhavingsverzoek, niet meer uitbreiden na eerste inhoudelijke beslissing, hoogte in aanbouw zijnde hotelkamers en lobby, Bouw- en woningverordening, bouwtekening, bouwhoogte, gemeten vanaf vloerpeil, wijze van meten, funderingskolomplaat, geen grond handhavend optreden
¶ Rechtbank Den Haag 19 november 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21656: Awb, Ow; vovo, omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit (bouwactiviteit), bopa en technische bouwactiviteit, tijdelijke opvanglocatie, spoedeisend belang, (on)bevoegd genomen besluit, besluitenlijst website gemeente, mogelijkheid van herstel, Besluit kwaliteit leefomgeving, evenwichtige toedeling van functies aan locaties, advies gemeenteraad, lijst met gevallen, letterlijke tekst, bouw van woningen, maatschappelijke functie, advies gedeputeerde staten, provinciale verordening, vooroverleg, logiesverblijf met bijbehorende voorzieningen, samenstelling groepen, veiligheidsplan, lokale voorzieningen, relativiteitsvereiste, flora- en fauna, ecologisch werkprotocol, laddertoets, nieuwe stedelijke ontwikkeling, verkeer, gemeentelijke parkeernota, richtlijnen CROW, alternatieven, afwijzing verzoek
* Rechtbank Midden-Nederland 19 november 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:6158: BW; geschil, afspraken, vaststellingsovereenkomst, aanbieden kavels voor woningbouw, bindend advies, tekortgeschoten in aanbiedingsplicht, bindend advies schade, referentieperiode, VON-prijs, vernietiging bindend advies, maatstaven van redelijkheid en billijkheid, hoor en wederhoor, deskundige voorlichting, motivering, afslag kansschade, werkelijke situatie en hypothetische situatie, rapporten partijdeskundigen, abstracte schadeberekening, exploitatierendement, afwijzing vorderingen
* Rechtbank Midden-Nederland 19 november 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5922: BW; verklaring van erfrecht, enig erfgenaam, VvE, volmacht procedure, procesbelang, permanente bewoning recreatiewoning, ingeschreven in BRP, strijd met splitsingsreglement en huishoudelijk reglement, toestemming gemeente, tijdelijke gedoogverklaring, mededeling, voorlopig niet handhaven, strijd met omgevingsplan, aanvraag afwijking omgevingsplan of wijzigen omgevingsplan, beschikking kantonrechter, willekeur, machtsmisbruik, vertrouwen, strijd redelijkheid, fysieke klachten en beperkingen, vinden alternatief, inschrijving sociale huurwoning, afwijzing vordering VvE
# Rechtbank Overijssel 18 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6662: Awb, Wm; maatwerkvoorschriften, onderzoek STAB, uitgangspunten, akoestische onderzoeken, grenswaarden, maatregelenpakket, conclusies STAB niet bestreden, passeren gebrek/niet mogelijk, vormvoorschrift, zelf in de zaak voorzien/geen ruimte, voorgestelde nieuwe maatwerkvoorschriften, breder bereik dan oorspronkelijke maatwerkvoorschriften, meetpunten, buiten omvang van het geding treden, niet op alle onderdelen juiste uitgangspunten, beroep gegrond, zelf in de zaak voorzien, herroepen primaire besluit, opnieuw beslissen op aanvraag
* Rechtbank Overijssel 18 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6690: Awb, Wabo; handhaving, invordering dwangsommen, hobbymatig houden paarden, toezichtrapport, groot belang/invordering, totstandkomingsgeschiedenis, hoogte dwangsommen, opleggen last onder dwangsom, evident, niet aanvoeren in deze procedure
* Rechtbank Gelderland 18 november 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:9768: Awb, Wabo; handhaving, dwangsom, gebruik (paarden)/strijd bpl, realiseren paardenbak, moment beslissing op bezwaar/overtreding, omvang van het geding, buitengrens geding, beginselplicht tot handhavend optreden, bijzondere omstandigheden, geen bijzondere omstandigheden, verzoek om schadevergoeding, schadevergoeding overschrijding redelijke termijn
* Rechtbank Overijssel 17 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6655: Awb, Ow; vovo, omgevingsvergunning tijdelijk plaatsen mantelzorgwoning, spoedeisend belang, gebreken, juiste planologische regime, omgevingsplan, motivering afwijken beleid, handhavend optreden, permanent en onomkeerbaar, verplaatsbaar en demontabel, geen onverwijlde spoed
* Rechtbank Overijssel 17 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6667: Awb, Gmw; van rechtswege geaccepteerde melding, aanleggen nieuwe uitwegen, Omgevingswet, besluit, APV, artikel 22.8 Ow, meldingenstelsel, Omgevingsbesluit, verplicht opgenomen in het omgevingsplan, vergunningplicht, bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, niet van rechtswege onderdeel van het omgevingsplan, vastomlijnd toetsingskader, verkeersveiligheid, verlies groen, toelichting, restrictieve uitleg, advies verkeersdeskundige
¶ Rechtbank Overijssel 17 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6651: Awb, Ow; omgevingsvergunning kap bomen, uitbreiding hoogspanningsstation, onverwijlde spoed, voorschrift, toestemmingen onherroepelijk, bpl/uitbreiding hoogspanningsstation, beroep ingesteld bij de Afdeling, nog geen datum voor behandeling beroep bekend, geen spoedeisend belang
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 november 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7867: Awb, Wabo; handhaving, dwangsom, recreatieve verhuur woning, wettelijk kader, Omgevingswet, Invoeringswet Omgevingswet, zienswijze, artikel 4:8 Awb, oude recht van toepassing, ten onrechte gebaseerd op Ow, strijd planregels en bestemming, met inwerkingtreding Ow geen wijziging, geen wijziging materiële normstelling, woonbestemming, geen definitie "wonen", algemeen spraakgebruik, letterlijk uitleg, plansystematiek, passeren gebrek, gebruiksovergangsrecht, concrete en objectieve gegevens/aannemelijk maken, beginselplicht tot handhaving, vertrouwensbeginsel
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 november 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7868: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, lichtmasten op een tenniscomplex, lichtplan, natuurtoets, armaturen, beschermde soorten, vleermuisonderzoek, Natura 2000-gebied, tijdsverloop, onderzoeksbevindingen, overschrijding redelijke termijn, geen schadevergoeding
¶ Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 november 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7935: vovo en kortsluiten, handhaving, dwangsom, exploitatie schietbaan, geluid, Besluit activiteiten leefomgeving, omgevingsplan, normadressaat, overtrederschap, schotenadministratie, toelichting, feitelijke exploitatie, rechtsgevolgen niet in stand laten, niet zelf in de zaak voorzien, geen bestuurlijke lus, proceskostenvergoeding
* Rechtbank Overijssel 14 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6570: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, tijdelijk asielzoekerscentrum, uniforme openbare voorbereidingsprocedure, nieuw ontwerpbesluit ter inzage, wijziging van ondergeschikte aard, tijdelijke ontwikkeling, participatie, draagvlak, sociale veiligheid, veiligheidsplan, openbare orde, VNG-brochure, evenredigheid, Spreidingswet, brandveiligheid, geschiktheid locatie, beleid, flora en fauna
* Rechtbank Overijssel 14 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6571: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, tijdelijk asielzoekerscentrum, kruimelgevallenregeling, beleidsregels, Invoeringswet Omgevingswet, "recht", totstandkomingsgeschiedenis Awb, Wet op de rechterlijke organisatie, vertrouwensbeginsel, gemeenteblad, overheid.nl, kennelijk onredelijk, bevoegdheid college, passeren gebrek, belangenafweging, voorschriften, veiligheidsplan, sociale veiligheid, schade, brandveiligheid, geschiktheid locatie, natuurvergunning, aanhaakverplichting, intern salderen, AERIUS Calculator/berekeningen, 18 december-uitspraken, voortoets, reële en aannemelijke uitgangspunten, referentiesituatie, cv-ketels, verkeersbewegingen, aanlegfase
* Rechtbank Noord-Nederland 13 november 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:4785: Awb, TwG, BW; immateriële schadevergoeding, gaswinning, hoogte schadevergoeding, Burgerlijk Wetboek, prejudiciële beslissing Hoge Raad, individuele omstandigheden van het geval, maatwerk, duur procedure, medische traject, diagnose PTSS, niet enkel geestelijk letsel, zelf in de zaak voorzien, literatuur en jurisprudentie/verhoging smartengeld, passend en ruimhartig, door eiser aangedragen begroting
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 november 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:8047: Awb, Gmw; evenementenvergunning, ontheffing, APV, ontvankelijkheid beroep, belanghebbenden, afstand, aard evenement, bevoegdheidsgebrek, burgemeester en college bevoegd, besluit alleen genomen door college, geluid, geluidnorm, equivalente geluidsniveau, maximaal geluidsniveau, Activiteitenbesluit milieubeheer, langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, rechtszekerheid, de stabiliteit van het recht, de stabiliteit van de rechtsbetrekkingen en de goede rechtspleging, jaarlijks terugkerend evenement, doorbreken constante lijn, rechtsgevolgen in stand laten/evenement is al voorbij
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 13 november 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7878: Awb, Wabo; gedeeltelijke toewijzing handhavingsverzoek, gedeeltelijke afwijzing, ontvankelijkheid beroep, rechtspersoon, statuten, statutaire doelstelling, feitelijke werkzaamheden, bevoegdheid handhavend optreden, onherroepelijke kapvergunning, kroonvlak houtopstand, luchtfoto, aanvraag, controlerapport, paardenbak, uitleg bpl, definitie, extensief recreatief medegebruik, specifiek en substantieel beslag op de ruimte, meerdere motiveringsgebreken
* Rechtbank Gelderland 12 november 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:9589: Awb, Wnb; afwijzing handhavingsverzoeken, recreatieterrein, ontvankelijkheid beroep, artikel 6:13 Awb, geen bezwaar, vergunning Natuurbeschermingswet 1998, nog geen Natura 2000-gebied, maar beschermd natuurmonument, artikel 12 Nbw 1998, overgangsrecht, niet vervallen, voorschrift afrastering, geen definitie, Van Dale, natuurvergunningplicht, intern salderen, twee richtinggevende uitspraken Afdeling, voortoets, motiveringsgebrek, overgangsregeling 18 december-uitspraken, één-en-hetzelfde project, niet langer sprake van volledige overeenstemming, emissiebronnen, AERIUS-berekening, gebruiks- en aanlegfase, referentiesituatie/grotere stikstofdepositie, tot 1 januari 2030 niet handhavend optreden
¶ Rechtbank Den Haag 12 november 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21453: Awb, Ow; vovo, geen kortsluiting, omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit, artikel 22.8 Omgevingswet, APV, kappen drie bomen en een houtopstand, discretionaire bevoegdheid, objectieve en verifieerbare gegevens, groendeskundige of ecoloog, herplantplicht, omgevingsvergunning bopa, oprichten geluidsscherm, strijd omgevingsplan, Besluit kwaliteit leefomgeving, evenwichtige toedeling van functies aan locaties, ruimtelijke onderbouwing, uitzicht, schaduwwerking, padelbanen, schaduwonderzoek, participatie, vooringenomenheid, alternatieve locaties
* Rechtbank Den Haag 10 november 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21431: Awb, Wabo; handhaving, invordering, bewoning schuur, strijd bpl, beroep op overgangsrecht bpl, procedure over lod, geen uitzonderlijk geval, bijzondere omstandigheden, vinden alternatieve woonruimte, situatie woningmarkt, geen concreet zicht op legalisatie
¶ Rechtbank Overijssel 7 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6471: Awb, Ow; handhaving, dwangsom, productie diervoeding, vergunning Wet milieubeheer, Besluit activiteiten leefomgeving, IPPC-installatie, RIE, aanvraagformulier, geur, rekenmodel, productie, geurberekening, maximale productiecapaciteit, tekeningen, herroepen last, vernietigen invorderingsbeschikking
* Rechtbank Overijssel 7 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6474: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, kantoor en appartementen, verklaring van geen bedenkingen, Besluit omgevingsrecht, aanwijzing aantal categorieën, college niet bevoegd, rechtsgevolgen niet in stand laten, niet zelf een beslissing nemen
* Rechtbank Noord-Nederland 6 november 2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:4766: Awb, TwG, BW; afwijzing aanvraag vergoeding immateriële schade, oorsprong in civiele procedures, arrest Hoge Raad, methode, persoonsaantasting, objectieve gegevens, vragenlijst, forfaitair bedrag, vier bouwstenen, gevolg mijnbouw, ondergrens, IPA-profiel, persoonlijke omstandigheden
* Rechtbank Den Haag 6 november 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:20340: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouw dakopbouw en terras, goede procesorde, draagvermogen fundering, funderingsrapport, sondering, contactwrijving betonplaten, controleberekening, Bouwbesluit 2012, aannemelijkheidstoets, beoordelingsruimte, rekenmodel, schaduw, privacy, stelsel beoordeling aanvraag, limitatief-imperatief
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 5 november 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7568: Awb, Msw; bestuurlijke boetes, gebruiksnorm dierlijke meststoffen, fosfaat, stikstofgehalte, vrachten afgevoerde mest, VDM, NVWA-rapport, verklaringen toezichthouders, alternatieve bewijsmiddelen, verklaringen, facturen en betalingsbewijs, mengmonster, hoogte boete, overschrijding redelijke termijn
¶ Rechtbank Midden-Nederland 31 oktober 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5852: Awb, Ow; omgevingsvergunning bopa, woningbouw en aanleg voetpad, vertrouwensbeginsel, informeren over wijzigingen ontwerp, niet onjuist of onvolledig geïnformeerd, participatie, meer voetgangersbewegingen, overlast
* Rechtbank Amsterdam 30 oktober 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:8204: Awb, Gmw; vovo en kortsluiten, handhaving, dwangsom, APV, kabelgoottegels, beginselplicht tot handhaving, niet absoluut, vergunning aangevraagd, legalisatie, geen gevaarzetting of maatschappelijke urgentie, ambtshalve/niet naar aanleiding van klachten, mechanische toepassing handhavingsbevoegdheid, gelijkheidsbeginsel
* Rechtbank Midden-Nederland 30 oktober 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5886: Awb, Arbeidsomstandighedenwet; boetes, Arbobesluit, inspecteurs van Staatstoezicht, verwijderen asbesthoudend materiaal, Batteryspray-methode, controlemomenten, overtredingen, bevoegdheid opleggen boete, beleidsregel, evenredigheid, hoogte boetes, overgelegde financiële gegevens, geen penibele financiële situatie
* Rechtbank Noord-Holland 30 oktober 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:13330: Awb, Wabo; omgevingsvergunning afwijken bpl, gebruik binnentuin, huwelijkceremonies, juridische grondslag, kruimelgevallenregeling, aansluitend terrein, zelfstandige gebruikswijziging, belangenafweging, geluid, Activiteitenbesluit milieubeheer, onomkeerbaarheid situatie, mogelijkheid intrekking vergunning en handhaving, berekende geluidniveaus, geluidvoorschriften, geluidsonderzoek
¶ Rechtbank Midden-Nederland 30 oktober 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5841: Awb, Ow; omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit, noodlokalen, participatie, Omgevingsregeling, bopa, inspraak, uitgebreide procedure, vertrouwensbeginsel, verkeer, parkeren, CROW, voldoende parkeergelegenheid, parkeerkencijfers, loopafstand, evenredigheid
* Rechtbank Midden-Nederland 29 oktober 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5569: BW, Onteigeningswet; verzoek vervroegde plaatsopneming, Koninklijk Besluit, toepasselijke recht, Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet, beperkte omvang onroerende zaken, verwachte beperkte complexiteit begroting schadeloosstelling, benoeming één deskundige
¶ Rechtbank Noord-Holland 27 oktober 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:12740: Awb, Ow; natuurvergunning Wnb, aanleg en gebruik inrichting produceren hernieuwbare energie, co-vergistingsinstallatie, biogas, digestaat, wijzigingsbesluit/Omgevingswet, artikel 5.40 lid 2 sub c Ow, Omgevingsbesluit, Natura 2000-activiteit, afdeling 3.4 Awb, wijziging ondergeschikte aard, grondstoffen, emissies, fakkelen, onderzoek EPA, chemische luchtwasser, biofilter, vewijderingsrendement, leveranciersgegevens, diffuse emissies, extern salderen, saldogevende activiteit/feitelijk gerealiseerd, intrekking, salderingsovereenkomst, feitelijke realisatie draaiuren van de drijfkranen, additionaliteitsvereiste, instandhoudingsdoelstellingen, gebiedsniveau, recente jurisprudentie, geconstateerde gebreken, geen bestuurlijke lus, geen doelmatige en efficiënte manier afdoening zaak
* Rechtbank Oost-Brabant 22 oktober 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:7571: BW, Onteigeningswet; onteigening, conclusie deskundigen, deskundigenrapport, werk waarvoor is onteigend, Tracébesluit, vereenzelviging, schadeloosstelling, uitgangspunten waardebepaling, gebruikswaarde, hoogste waarde, bestemmingsplan en ontheffing gemeenteraad Wet ruimtelijke ordening, huurwaardekapitalisatiemethode, veronderstelde koop in het vrije commerciële verkeer, berekening en vergoeding onrendabele top, marktconforme huurvoorwaarden, bijzondere verhouding, naaste familieband, NAR, zakelijke overwegingen, kapitalisatiefactor, investeringsschade, nadere toelichting/berekening deskundigen, tussenvonnis
* Rechtbank Midden-Nederland 22 oktober 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:6055: BW; VvE, volmacht procedure, procesbelang, permanente bewoning recreatiewoning, ingeschreven in BRP, strijd met splitsingsreglement en huishoudelijk reglement, toestemming gemeente, tijdelijke gedoogverklaring, mededeling, voorlopig niet handhaven, strijd met omgevingsplan, aanvraag afwijking omgevingsplan of wijzigen omgevingsplan, beschikking kantonrechter, willekeur, machtsmisbruik, vertrouwen, strijd redelijkheid, vinden alternatief, inschrijving sociale huurwoning, verkoopopbrengst eigen woning, afwijzing vordering VvE
* Rechtbank Limburg 13 oktober 2025, ECLI:NL:RBLIM:2025:11423: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, internetbedrijf, meubels en huis-en-tuin gerelateerde producten, uitbreiding, distributiecentrum, huisvesting medewerkers, belanghebbende, statuten, ruime doelstelling, geografische begrenzing, feitelijke werkzaamheden, relativiteitsvereiste, stikstof, AERIUS-berekeningen, bouw- en gebruiksfase, invoergegevens, reëel en aannemelijk, aantal vrachtwagenbewegingen, parkeren, omgevingsdialoog, belangenafweging, vooringenomenheid
* Rechtbank Noord-Holland 9 september 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:13574: Awb, Wabo; afwijzing handhavingsverzoek, (ver)bouw en aanwezigheid zwembad, vermeende strijd bpl, archiefstukken, aanvraag bouwvergunning, toelichting op de aanvraag, aantal tekeningen, zwembad ingetekend, stempel, oppervlak, perceelgrens, juridische situatie en toetsing, niet één op één vertalen, tegenwoordig verleend onder de Wabo en de Omgevingswet, geen overtreding, niet handhavend optreden tegen aanwezigheid zwembad
¶ Rechtbank Midden-Nederland 5 september 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5845: Awb, Ow; omgevingsvergunning binnenplanse omgevingsplanactiviteit, dakopbouw, Besluit kwaliteit leefomgeving, beoordelingsregels in omgevingsplan, redelijke eisen van welstand, welstandsnota, bouwhoogte, positief welstandsadvies, gebonden beschikking, geen ruimte om (ruimtelijke) belangen af te wegen, afwijzing verzoek om schadevergoeding
* Rechtbank Den Haag 3 september 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21534: Awb, Wabo; afwijzing aanvraag omgevingsvergunning, bouwen schuur, strijd bpl, medewerking afwijken bpl, uitleg bpl, bijgebouw, aan- en uitbouw, directe verbinding, architectonisch ondergeschikt, afbreuk bebouwingsbeeld, open karakter, handhaving, dwangsom, beginselplicht tot handhaving, concreet zicht op legalisatie, weigering omgevingsvergunning, evenredigheid, fair play-beginsel
* Rechtbank Den Haag 3 september 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21533: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen bouwwerk, vrijstaande eengezinswoning, uitleg bpl, aangeduide gevellijn, voorgevel, aard, functie en constructie, beeldbepalende gevel, beeldkwaliteitsplan, limitatief-imperatief karakter/artikel 2.10 Wabo
* Rechtbank Den Haag 3 september 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:21532: Awb, Wabo; omgevingsvergunning en afwijken bpl, vergroting dakterrassen en plaatsen hekwerken, eisen aanvraag en gevolgde procedure, relativiteitsvereiste, machtiging belanghebbende, aanvulling aanvraag, aanvraag meerdere percelen en woningen, opschorting beslistermijn, schriftelijke instemming, voorbereidingsprocedure, welstandsadvies, privacyschermen, woon- en leefklimaat, geen onderdeel omgevingsvergunning, artikel 2 bijlage II bij het Bor, stedenbouwkundige aanvaardbaarheid
* Rechtbank Midden-Nederland 1 september 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:5843: Awb; verzoek om veroordeling proceskosten, geheel of gedeeltelijk aan verzoekster tegemoetgekomen, handhaving, last onder dwangsom, emissiegrenswaarde voor PAK-16, ambtshalve wijziging vergunningvoorschriften luchtkwaliteit, continu registreren en bewaken emissierelevante parameters, meten uitstoot benzeen, gemaakte afspraken, verkort proces-verbaal, beroepen ingetrokken, toezegging verweerder vergoeden proceskosten, hoogte bedrag, vergoeding griffierecht
* Rechtbank Noord-Holland 21 augustus 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:13569: Awb, Wabo; van rechtswege verleende omgevingsvergunning, verbouwen en uitbreiden (optoppen) pand, belanghebbende, volledige heroverweging in bewaar, toetsen aan weigeringsgronden in de Wabo, afwijking geldende planregels, primaire besluit herroepen, nieuw besluit nemen, (proces)belangen niet geschaad, reageren stukken, 10 dagentermijn, goede procesorde, weigering omgevingsvergunning, strijd met parapluplan, woningsplitsing, bouwtekening, oppervlakte, binnenplanse afwijkingsbevoegdheid
* Rechtbank Noord-Holland 1 juli 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:8593: Awb, Wabo; buiten behandeling stellen aanvraag omgevingsvergunning, bedrijfswoning, gegevens, Regeling omgevingsrecht, aanleveren ontbrekende document, aanvullende gegevens niet in voldoende mate ingediend, plankaart, aanduiding, ster plankaart, SVBP, milieuzonering
* Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 22 mei 2024, ECLI:NL:OGEAC:2024:285: Lar; uitblijven beslissen op handhavingsverzoek, niet-ontvankelijk, inhoudelijk geen kans van slagen, beslissen op verzoek, niet-ontvankelijkheidverklaring, beschikking in de zin van de Lar, rechtsbescherming gewaarborgd, verweerschrift, instellen beroep, onredelijk laat, beroep niet-ontvankelijk
* Rechtbank Gelderland 28 juni 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:3601: Awb, Wro; afwijzing verzoek tegemoetkoming in planschade, directe planschade, voorheen agrarische activiteiten, bosbestemming, planvergelijking, gebruiksmogelijkheden, bebouwingsmogelijkheden, subsidie, peildatum, geen aanvang omzetten bestemming
¶ = uitspraak waarop de Omgevingswet materieel van toepassing is (dus niet de uitspraken die vallen onder het overgangsrecht)
# = betrokkenheid STAB
! =(nog) niet gepubliceerd
Week 48 - Bijzondere overwegingen uit totale overzicht
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5735: Awb, Arbeidsomstandighedenwet; eis tot naleving Brzo 2015, chemische producten, overvullen, verticale cilindrische opslagtanks, bovengrondse opslag van brandbare en/of toxische vloeistoffen, PGS 29, toepasselijke recht, Invoeringsbesluit Omgevingswet, omvang geding, Buncefieldtanks, Buncefieldscenario, procesbelang, mededelingen minister toekomstige besluitvorming, fysiek onafhankelijke instrumentele overvulbeveiliging, omgevingsvergunningen, preventiebeleid en veiligheidsbeheerssysteem, toetsing "ex nunc", ander standpunt minister, intrekkingsbesluit, geen belang, geen beroep van rechtswege (Rb Rotterdam 19/4049, 19/4062 en 19/5275)
1.1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet, het Invoeringsbesluit Omgevingswet en het Omgevingsbesluit in werking getreden. Het Brzo is toen ingetrokken (artikel 6.1, aanhef en onder bb, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet). Uit artikel 8.2.15, aanhef en onder b, van het Invoeringsbesluit Omgevingswet volgt dat als voor de inwerkingtreding van afdeling 13.3 van het Omgevingsbesluit in verband met de niet-naleving van een bij of krachtens het Brzo gestelde verplichting een eis tot naleving als bedoeld in artikel 27 van de Arbowet is opgelegd, het oude recht van toepassing blijft tot het tijdstip waarop de beschikking is ingetrokken. Bij besluit van 21 januari 2025 heeft de minister de gestelde eisen ingetrokken. Dat betekent dat in dit geval het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 op de eisen van toepassing is gebleven tot 21 januari 2025. De Afdeling zal de eisen daarom aan dat oude recht toetsen.
6.1. Procesbelang is het belang dat een appellant heeft bij de uitkomst van een procedure. Dit betekent dat het doel dat de appellant voor ogen staat met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de appellant van feitelijke betekenis is. Degene die opkomt tegen een besluit heeft belang bij een beoordeling van diens rechtsmiddel, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is vervallen. Als er geen procesbelang (meer) bestaat, is het rechtsmiddel niet-ontvankelijk. De vraag of er procesbelang is, wordt beantwoord naar de stand van zaken op het moment van de uitspraak. Vaststaat dat het door Shell verlangde is bereikt, nu de minister de eisen heeft ingetrokken. Dit betekent dat Shell in beginsel geen belang meer heeft bij de behandeling van haar rechtsmiddel. Dit kan anders zijn als een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van de eisen kan worden betrokken bij te verwachten toekomstige eisen en de toetsing daarvan.
6.2. Partijen zijn het met elkaar eens dat de minister op grond van het sinds 1 januari 2024 geldende recht eisen kan opleggen zoals in dit geding aan de orde. De minister acht goed mogelijk dat hij de eisen in de toekomst opnieuw aan Shell zal opleggen. Hij heeft toegelicht dat hij nieuw inspectieonderzoek gaat doen naar de tanks van Shell, zij het dat hij dat met toepassing van de Vopak-uitspraak en de uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4226 (hierna: de NWB-uitspraak) zal doen. Gelet op de mededelingen van de minister over de toekomstige besluitvorming, heeft Shell in dit geval toch een rechtens te beschermen belang. Het inhoudelijke oordeel over de hogerberoepsgronden van Shell kan de minister bij het nieuwe inspectieonderzoek en de mogelijk nieuw te stellen eisen betrekken. De Afdeling acht Shell ontvankelijk in haar hoger beroep.
7.1.1. De Afdeling stelt vast dat partijen op zichzelf het er over eens zijn dat de Buncefieldtanks moeten worden uitgerust met een FOIO. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de toezegging van Shell om een FOIO op tanks aan te brengen niet maakt dat er geen noodzaak meer is om eis 1 op te leggen. Met een enkele toezegging heeft Shell nog niet daadwerkelijk alle maatregelen genomen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken, zoals bedoeld in artikel 5 van het Brzo.
7.1.2. Over het betoog dat ook de vigerende omgevingsvergunningen al verplichten tot het uitrusten van de tanks met een FOIO oordeelt de Afdeling als volgt. (…) De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat voor de Buncefieldtanks de eis om een FOIO aan te brengen mocht worden opgelegd, ondanks het feit dat die verplichting al gold op grond van de vigerende omgevingsvergunningen. De wettelijke regelingen dienen namelijk verschillende doelen, zij kennen verschillende toetsingskaders en hebben verschillende bevoegde gezagen. De minister kan erin worden gevolgd dat hij zijn eigen taken en verantwoordelijkheden, in dit geval de veiligheid en gezondheid van werknemers, niet op een ander bestuursorgaan kan overdragen. Daarbij is gebleken dat de omgevingsdienst heeft ingestemd met verlenging van de termijn waarbinnen de FOIO moest zijn aangebracht. Niet kan worden verwacht dat de minister in het kader van arbeidsomstandigheden daarvan afhankelijk is.
7.1.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de NWB-uitspraak is het, hoewel een primair besluit wellicht op goede gronden is genomen, aan de minister om in de besluiten op bezwaar te beoordelen of de exploitant op het moment waarop de beslissing op bezwaar wordt genomen alle nodige maatregelen heeft getroffen, bezien in samenhang met het op dat moment geldende preventiebeleid en veiligheidsbeheerssysteem (hierna: vbs). Als de minister tot het oordeel komt dat daarmee zware ongevallen worden voorkomen en gevolgen daarvan zijn beperkt, dan ligt het niet in de rede dat hij bij de besluiten op bezwaar de door hem gestelde eis handhaaft. Gelet op de NWB-uitspraak voert Shell terecht aan dat een eis in bezwaar ‘ex nunc’ moet worden getoetst. De minister heeft ter zitting betwist dat Shell, voorafgaand aan het nemen van de besluiten op bezwaar, voor verschillende Buncefieldtanks aan de eis heeft voldaan. Dit standpunt ziet de Afdeling niet ondersteund in de dossierstukken.(…) Het had onder deze omstandigheden dan ook op de weg van de minister gelegen om voor het nemen van de besluiten op bezwaar te controleren of Shell de geëiste maatregelen inmiddels had getroffen. De minister heeft dat ten onrechte niet gedaan. Dit betoog slaagt
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5735: Awb, Wabo, Woningwet; handhavingsverzoek, warmteterugwinning balansventilatie installatie, appartementencomplex, niet tijdig beslissen, afwijzing handhavingsverzoek, bouwvergunning, al dan niet overeenkomstig bouwvergunning gebouwd, Bouwbesluit 2003, gemeenschappelijke ruimten, geluid, vonnis Raad van Arbitrage, contactgeluid, isolatie-index, voorschrift, STAB-advies, effectief inbreng leveren onderzoek deskundige, artikel 6 EVRM, ventilatieberekening, minimale capaciteit luchtverversing, 50%-regel, NTR 5076, overtreding, afweging handhavend optreden/aan het college, afweging rechtbank/college tot de zijne gemaakt, in stand laten rechtsgevolgen, overschrijding redelijke termijn, schadevergoeding (Rb Rotterdam 18/115)
10.10. Hangende de procedure bij de rechtbank is komen vast te staan dat de WTW-installatie, in afwijking van de gevraagde en vergunde situatie, is gemonteerd aan een (lichte) wand met een oppervlaktemassa die aanzienlijk minder is dan de in de NTR 5076 aanbevolen massa om geluidoverdracht tegen te gaan. Met de rechtbank overweegt de Afdeling dat, als het gaat om de in afwijking van de bouwvergunning geplaatste WTW-installatie, het college in beginsel bevoegd is handhavend op te treden. (…) De rechtbank heeft onder 14.4 van de aangevallen uitspraak geoordeeld dat, omdat vervanging voor [appellante] de enige aanvaardbare oplossing is, het college in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om handhavend op te treden tegen de van de bouwvergunning afwijkende plaats van de WTW-installatie. Nu in beroep is vastgesteld dat de WTW-installatie in afwijking van de bouwvergunning is geplaatst en het college die overtreding niet heeft onderkend in zijn besluit van 17 januari 2018, betekent dat naar het oordeel van de Afdeling dat het besluit van 17 januari 2018 in zoverre had moeten worden vernietigd. Het is namelijk aan het college om de afweging te maken of er in dit geval handhavend moet worden opgetreden. Dit heeft de rechtbank niet onderkend door die afweging zelf te maken. Het betoog slaagt.
11. Op de zitting bij de Afdeling heeft het college gesteld aan te sluiten bij de afweging van de rechtbank. Daarmee heeft het college die tot de zijne gemaakt. Gelet daarop ziet de Afdeling aanleiding om te beoordelen of de rechtsgevolgen van het besluit van 17 januari 2018, voor zover dat wordt vernietigd, met toepassing van artikel 8:72, derde lid, onder a, van de Awb in stand kunnen blijven.
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5744: Awb, Wabo; handhaving, dwangsom, permanente bewoning recreatiewoningen, strijd bpl, evenredigheid handhavend optreden, maatstaf Harderwijk-uitspraak, goed motiveren, alle omstandigheden van het geval, financiële en medische situatie, gebrek aan zelfredzaamheid, krapte woningmarkt, omgaan met gevolgen handhaving, hulp bieden, langere begunstigingstermijn, tijdsverloop handhavend optreden, judiciële lus, treffen voorlopige voorziening (Rb Gelderland 21/4284)
3.1. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 5 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:678, geldt bij handhavingsbesluiten bij de toets aan het evenredigheidsbeginsel de maatstaf van de zogeheten Harderwijk-uitspraak (uitspraak van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285). Daarbij geldt als uitgangspunt dat het algemeen belang gediend is met handhaving en dat om die reden in de regel tegen een overtreding moet worden opgetreden. Handhaving blijft dus voorop staan. Handhavend optreden is alleen onevenredig als er in het concrete geval omstandigheden zijn waaraan een zodanig zwaar gewicht toekomt dat het algemeen belang dat gediend is met handhaving daarvoor moet wijken. Dan is er een bijzonder geval waarin toch van handhavend optreden moet worden afgezien. Een bijzonder geval kan zich bijvoorbeeld voordoen bij concreet zicht op legalisatie, maar ook andere omstandigheden van het concrete geval kunnen leiden tot het oordeel dat er een bijzonder geval is. Andere redenen om van handhavend optreden af te zien kunnen zich bijvoorbeeld voordoen bij een schending van het gelijkheidsbeginsel of het vertrouwensbeginsel.
3.2. Het college moet goed motiveren waarom het overgaat tot handhavend optreden. Bij die motivering moet het college alle omstandigheden van het geval betrekken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college dat niet goed gedaan. [appellant A] en [appellante B] hebben in hun bezwaarschrift aangegeven dat zij, naast dat zij het niet breed hebben, te maken hebben gehad met veel tegenslagen in hun leven. Zij hebben gewezen op de medische situatie van hun dochter en zij hebben met stukken onderbouwd dat ook zijzelf te kampen hebben met fysieke en mentale medische problemen. Ook vinden zij het lastig om zich te redden in de digitale wereld, wat de zoektocht naar een nieuwe woning bemoeilijkt. Daar komt bij dat er grote krapte is op de woningmarkt, wat deze zoektocht nog verder bemoeilijkt. In het besluit op bezwaar is het college alleen ingegaan op de financiële omstandigheden van [appellant A] en [appellante B] en de vraag of het college destijds heeft ingestemd met permanente bewoning van de recreatiewoning. Het college heeft in het geheel niet gemotiveerd welke consequenties de medische omstandigheden, sociale tegenslagen, gebrek aan digitale zelfredzaamheid en krapte op de woningmarkt hebben voor de last onder dwangsom, terwijl [appellant A] en [appellante B] deze omstandigheden uitvoerig hebben toegelicht. Dat verhoudt zich niet met de ingrijpende gevolgen van het handhavende optreden voor [appellant A] en [appellante B]. Handhaving leidt voor hen niet alleen tot een woonprobleem, maar het kan ook negatieve gevolgen hebben voor hun al kwetsbare mentale en fysieke gezondheid en het kan leiden tot het achterlaten van het voor hen belangrijke sociale netwerk dat zij hebben opgebouwd. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college het besluit van 11 augustus 2021 daarom niet goed gemotiveerd en onzorgvuldig genomen. De rechtbank is in zoverre terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.
3.3. Desondanks heeft de rechtbank ten onrechte aanleiding gezien voor het oordeel dat handhavend optreden in dit concrete geval zonder meer onevenredig is. Dat het college in dit geval niet goed heeft gemotiveerd waarom het belang van handhavend optreden zwaarder weegt dan de gevolgen die handhaving heeft voor [appellant A] en [appellante B], betekent niet dat het college dit niet alsnog goed kan motiveren. Daarbij is van belang dat het college bij die afweging kan betrekken op welke manier hij omgaat met de gevolgen die handhaving heeft voor [appellant A] en [appellante B], bijvoorbeeld door met hen in gesprek te gaan en hulp te bieden bij het zoeken naar een oplossing voor hun woonprobleem, of door een langer dan gebruikelijke begunstigingstermijn aan de last te verbinden.
3.4. Daar komt bij dat de rechtbank, zoals het college terecht aanvoert, ten onrechte veel gewicht heeft toegekend aan de omstandigheid dat het elf jaar heeft geduurd voordat het college is overgegaan tot handhaving. Naar het oordeel van de Afdeling kan aan deze omstandigheid weinig gewicht worden toegekend, omdat het college heeft toegelicht dat de permanente bewoning van recreatiewoningen in de gemeente Ede een groot probleem is. In 2015 is daarom besloten om het handhavingsbeleid te intensiveren. Er wordt parksgewijs gehandhaafd, omdat er onvoldoende capaciteit is om alle overtredingen in één keer aan te pakken. Dat is de reden dat het college pas in 2020 tot handhaving is overgegaan tegen de permanente bewoning van de recreatiewoning van [appellant A] en [appellante B]. Ook om deze reden is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat handhavend op treden in dit concrete geval zonder meer onevenredig is.
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5580: Awb, Gmw; exploitatievergunning restaurant, terras, vermeende strijd bpl, ontvankelijkheid hoger beroep, procesbelang, schade, geen feitelijke betekenis/verhuisd, APV, exploitatie openbare inrichting, desbetreffende activiteit, bpl/omgevingsplan, bestemmingsomschrijving, verdergaande toetsing, bouw- en gebruiksregels, Wabo/Omgevingswet, horecabedrijf toegelaten (Rb Gelderland 21/1031)
5. Artikel 2:28, tweede lid, van de APV luidt: "De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit." Gelet op de formulering van deze bepaling gaat het alleen om de vraag of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan en dus niet of de openbare inrichting in zijn geheel daarmee in strijd is. Dat betekent dat de toetsing van de exploitatievergunning aan het bestemmingsplan beperkt is tot de vraag of de desbetreffende activiteit in overeenstemming is met de activiteit die ter plaatse door het bestemmingsplan (tegenwoordig het omgevingsplan) wordt toegestaan. Dit houdt in dat de burgemeester moet toetsen of de bestemmingsomschrijving/doeleindenomschrijving van de geldende bestemming en de daarbij behorende categorie horeca-aanduidingen de exploitatie van de openbare inrichting toestaat. Een verdergaande toetsing aan het bestemmingsplan is bij verlening van een exploitatievergunning dus niet aan de orde. De burgemeester hoeft daarom niet te toetsen of de exploitatie in overeenstemming is met de overige planregels, zoals de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan, waaronder de regels die voorschrijven hoeveel parkeergelegenheid er moet zijn. Die beoordeling is op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (tegenwoordig de Omgevingswet) voorbehouden aan het college van burgemeester en wethouders.
6. Het bestemmingsplan "De Driehoek 2016" staat in dit geval ter plaatse de vestiging van een horecabedrijf toe. De burgemeester heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat de ter plaatse geldende bestemming zich niet verzet tegen het verlenen van een exploitatievergunning. Dat het bestemmingsplan "Parkeernormen" eisen stelt aan het aantal parkeerplaatsen op de desbetreffende locatie en dat daar in dit geval niet aan wordt voldaan, valt gelet op wat onder 5 is overwogen buiten de door de burgemeester uit te voeren beoordeling. De rechtbank is terecht tot hetzelfde oordeel gekomen.
7. Als op de desbetreffende locatie niet aan de regels uit het bestemmingsplan wordt voldaan, dan kan verzocht worden om handhaving van het bestemmingsplan. (…)
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5766: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen recreatiewoningen, aantasting omliggende bosgebied, Wet op de Ruimtelijke Ordening, toetsen aan papieren plankaart, digitale bronbestand, bouwtekeningen, bouwvlak, parkeren, parkeernorm tiny houses, verkeersbestemming, bestaande recreatiewoningen, overschrijding redelijke termijn, schadevergoeding (Rb Zeeland-West-Brabant 22/5425)
8.1. De Afdeling overweegt als volgt. Het plan is vastgesteld op 21 oktober 2004, wat betekent dat de Wet op de Ruimtelijke Ordening nog op het plan van toepassing is. Bij het toetsen van een bouwplan aan het bestemmingsplan is de plankaart die door het college van Gedeputeerde Staten aan de raad is gezonden en daarna ter inzage heeft gelegen bepalend. Dat betekent in dit geval dat het college het bouwplan moet toetsen aan de papieren plankaart. Naar het oordeel van de Afdeling neemt dat niet weg dat het college ter verduidelijking van de papieren plankaart aansluiting mocht zoeken bij het digitale bronbestand. Daarbij is van belang dat het voor iedereen kenbaar is dat de papieren plankaart is gebaseerd op een digitaal bronbestand, omdat dit op de legenda van de papieren plankaart staat vermeld. Het was daarom voor iedereen mogelijk om een vanuit het digitale bronbestand gemaakte afdruk van het betreffende plandeel op te vragen bij de gemeente of om hierover anderszins informatie te verkrijgen. Verder acht de Afdeling het van belang dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het digitale bronbestand, dat gearchiveerd is in het systeem "Projectwise", niet overeen zou komen met het bronbestand waarmee de papieren plankaart destijds is geproduceerd. Het college heeft bouwtekeningen overgelegd waarop de recreatiewoningen zijn ingetekend in een vanuit het digitale bronbestand gemaakte deelafbeelding van het plan. Naar het oordeel van de Afdeling blijkt daaruit voldoende duidelijk dat de recreatiewoningen binnen de bestemming "Recreatiewoningen" zijn voorzien. Uit de stukken en het verhandelde op de zitting is niet gebleken dat dit anders zou zijn. De enkele stelling van Milieuvereniging Oosterhout en anderen dat een van de twee recreatiewoningen exact op de grens van het bouwvlak in het digitale bronbestand zou komen, is onvoldoende grond om ervan uit te gaan dat deze recreatiewoning de grens van het bouwvlak overschrijdt. Gelet daarop heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat het besluit van 10 oktober 2022 in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen. Het betoog slaagt.
* ABRvS 26 november 2025, ECLI:NL:RVS:2025:5772: Awb, Wro; afwijzing aanvraag tegemoetkoming in planschade, schadeoorzaak/bpl, directe planschade, gebruiksmogelijkheden, eigendomsverkrijging, vereenzelviging, tijdelijk voordeel, meerdere planologische regimes, uitbreidingsplan, ontbreken verbodsbepaling, bouwverordening, verwezenlijking bestemmingen, verleende bouwvergunningen, detailhandel, terrein/geen bestemming, redelijk denkend en handelend koper, tussenuitspraak (Rb Oost-Brabant 23/966)
10.1. Niet in geschil is dat in het uitbreidingsplan een verbodsbepaling inzake het gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming ontbreekt. Zoals ook is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 28 januari 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:200), onder 2.2, komt in dat geval aanvullende werking toe aan een in de bouwverordening opgenomen gebruiksverbod. Niet is verder in geschil dat artikel 352, eerste lid, van de op 24 juli 1968 vastgestelde Bouwverordening der gemeente Someren (hierna: de bouwverordening) ten tijde van de eigendomsverkrijging van toepassing was. In dat artikellid is bepaald dat zolang bij een bestemmingsplan, tot stand gekomen als uitbreidingsplan hetzij vóór, hetzij na de inwerkingtreding van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, geen voorschriften zijn gegeven omtrent het gebruik van de in dat plan begrepen bouwwerken, open erven of terreinen en geen aanpassing aan de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft plaatsgevonden, het verboden is om die bouwwerken, open erven of terreinen te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot doel strijdig met de uit het bestemmingsplan voortvloeiende bestemming, nadat de bij het bestemmingsplan aangegeven bestemming is verwezenlijkt.
10.2. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of, op of na 24 juli 1968, maar vóór 30 maart 1995, de onder het uitbreidingsplan toepasselijke bestemmingen voor de eerste verdieping van het gebouw en voor het terrein achter het gebouw zijn verwezenlijkt. Indien deze bestemmingen niet zijn verwezenlijkt, dan was er geen gebruiksverbod van toepassing. Het ligt op de weg van het college om aannemelijk te maken dat de bestemmingen zijn verwezenlijkt. Het college beroept zich immers op verwezenlijking van de bestemmingen.
10.3. Het gebouw had op grond van het uitbreidingsplan een bestemming voor woningen waarin winkels en kleine bedrijven zijn toegelaten. In artikel 2, derde lid, van de bij het uitbreidingsplan behorende bebouwingsvoorschriften is bepaald dat onder deze bestemming wordt verstaan: woningen, waarvan de begane grond geheel of gedeeltelijk mag worden ingericht voor de uitoefening van eenigen tak van handel of een klein bedrijf, onverminderd de bepalingen van de Hinderwet. De Afdeling leidt hieruit af dat de eerste verdieping van het gebouw was bestemd voor woningen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de bestemming op de eerste verdieping is verwezenlijkt. Het college verwijst daarvoor naar de verleende bouwvergunningen die [appellante] in hoger beroep heeft overgelegd. De bouwvergunning uit 1962 is verleend voor het oprichten van een winkel showroom op het perceel en de bouwvergunning uit 1985 voor het geheel oprichten van een winkel-magazijn op het perceel. Niet valt in te zien hoe met die vergunningen de bestemming voor woningen is verwezenlijkt. Deze vergunningen wijzen er juist op dat die bestemming niet is verwezenlijkt. Het college heeft verder niet inzichtelijk gemaakt wat er feitelijk op de eerste verdieping is gebeurd in de periode van 24 juli 1968 tot aan 30 maart 1995. Het college heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat op of na 24 juli 1968 en vóór 30 maart 1995 de bij het uitbreidingsplan gegeven bestemming op de eerste verdieping van het gebouw is verwezenlijkt. Daarmee heeft het college ook niet aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de eigendomsverkrijging door [appellante] een gebruiksverbod voor de eerste verdieping van het gebouw van toepassing was. Op basis van de door [appellante] voor het eerst in hoger beroep overgelegde bouwvergunningen komt de Afdeling dan ook, anders dan de rechtbank, tot de conclusie dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat het ten tijde van de eigendomsverkrijging niet was toegestaan om de eerste verdieping van het gebouw voor detailhandel te gebruiken.
10.4. Wat betreft het terrein achter het gebouw heeft het college zich op de zitting bij de Afdeling op het standpunt gesteld dat dat terrein geen bestemming had. Daarvan uitgaande, kon de bestemming ook niet worden verwezenlijkt als bedoeld in artikel 352, eerste lid, van de bouwverordening. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college dan ook niet aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de eigendomsverkrijging voor het terrein achter het gebouw een gebruiksverbod van toepassing was en dat het verboden was om dat terrein voor detailhandel te gebruiken.
10.5. Verder heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat een redelijk denkend en handelend koper ook rekening zou houden met een gebruiksverbod als dat gebruiksverbod ten tijde van de eigendomsverkrijging nog niet van toepassing zou zijn. Met de stelling dat het gebruiksverbod alsnog in werking zal treden als de bestemming nadien wordt verwezenlijkt, miskent het college dat niet relevant is of het gebruiksverbod na 30 maart 1995 is gaan gelden of niet. Zoals de Afdeling heeft overwogen in rechtsoverweging 8.2, zijn enkel het moment van eigendomsverkrijging en het moment van de inwerkingtreding van het schadeveroorzakende bestemmingsplan relevant. Het betoog slaagt.
* Hoge Raad 25 november 2025, ECLI:NL:HR:2025:1774: Sr, Wed, Wm; economische zaak, openbaar ministerie, niet-ontvankelijk in vervolging, strafrechtelijke immuniteit, gemeente, afvalstoffen, vergunde emissies van ethyleenoxide, nadelige gevolgen milieu, openbaar lichaam, hoofdstuk 7 Grondwet, opgedragen bestuurstaak, artikel 2 EVRM, positieve verplichting, nemen passende maatregelen, ruimte beoordelingsvrijheid, politieke verantwoordingsmechanismen, bestuurs- of civielrechtelijke aard, rechtspraak EHRM, geen onjuiste rechtsopvatting, initiatiefwetsvoorstel/verworpen, wetgever
2.3 In het arrest van 21 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1607, rechtsoverweging 2.4, heeft de Hoge Raad, onder verwijzing naar het arrest van 6 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:AA9342, onder meer overwogen: “Strafrechtelijke immuniteit van een openbaar lichaam als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Grondwet dient alleen te worden aangenomen als de betreffende gedragingen naar hun aard en gelet op het wettelijk systeem rechtens niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak, zodat uitgesloten is dat derden in zoverre op gelijke voet als het openbaar lichaam aan het maatschappelijk verkeer deelnemen. In andere gevallen is er wegens de hier te betrachten gelijkheid geen aanleiding immuniteit aan het openbaar lichaam te verlenen.”
2.4.1 Deze zaak kenmerkt zich hierdoor dat de gemeente, kort gezegd, wordt verweten niet te hebben opgetreden tegen emissies van schadelijke stoffen, terwijl zij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden. In cassatie moet ervan worden uitgegaan dat het hierbij gaat om gedragingen, zoals bedoeld onder 2.3, die niet anders dan door bestuursfunctionarissen kunnen worden verricht in het kader van de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak. Het cassatiemiddel roept de vraag op of in zo’n geval de strafrechtelijke immuniteit van de gemeente op grond van artikel 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) moet worden “doorbroken” in die zin dat de beperking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid die hiervoor onder 2.3 is weergegeven dan niet geldt.
2.4.2 Artikel 2 EVRM beschermt het recht op leven. Volgens vaste rechtspraak van het Europees hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) omvat deze bepaling mede de positieve verplichting van een verdragsstaat om passende maatregelen te nemen om het leven te beschermen van eenieder die onder zijn rechtsmacht valt. Welke maatregelen in het gegeven geval passend zijn om aan deze verplichting te voldoen, hangt volgens de rechtspraak van het EHRM af van de omstandigheden van dat geval. Verdragsstaten hebben daarbij een ruime beoordelingsvrijheid om te bepalen hoe zij dit in hun nationale recht vormgeven. Bij de vraag of bij (industriële) activiteiten die ernstige, levensbedreigende, milieuverontreiniging tot gevolg hebben de betreffende positieve verplichting op grond van artikel 2 EVRM in voldoende mate is nageleefd, komt mede betekenis toe aan het geheel aan mogelijkheden dat door het recht van een verdragsstaat wordt geboden om tegen vermeende inbreuken op artikel 2 EVRM op te komen en/of de hierbij betrokken (rechts)personen – waaronder begrepen publiekrechtelijke rechtspersonen – ter verantwoording te roepen. Daarbij kan, naast politieke verantwoordingsmechanismen, onder meer worden gedacht aan mogelijkheden van bestuurs- of civielrechtelijke aard, terwijl onder omstandigheden ook een strafrechtelijke aanpak vereist kan zijn. De rechtspraak van het EHRM dwingt – ook in het licht van de jurisprudentie die is geschetst in de conclusie van de advocaat-generaal onder 16 tot en met 25 – er bij de huidige stand van zaken echter niet toe dat in het hiervoor onder 2.4.1 bedoelde geval (ook) de betrokken publiekrechtelijke rechtspersoon strafrechtelijk kan worden vervolgd.
2.4.3 Gelet op het voorgaande getuigt het oordeel van het hof dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van de gemeente niet van een onjuiste rechtsopvatting en is dat oordeel ook niet onbegrijpelijk.
2.5 Het cassatiemiddel faalt.
2.6 Opmerking verdient nog het volgende. Hoewel niet in algemene bewoordingen valt aan te geven welke maatregelen verdragsstaten minimaal moeten nemen om de positieve verplichtingen op grond van artikel 2 EVRM na te leven en bij de huidige stand van de rechtspraak daaruit – zoals onder 2.4.2 is overwogen – ook niet volgt dat een publiekrechtelijke rechtspersoon moet kunnen worden vervolgd om aan die verplichtingen te voldoen, kan een wettelijke mogelijkheid van strafrechtelijke vervolging van publiekrechtelijke rechtspersonen en/of de feitelijk leidinggevers daarvan wel bijdragen aan een instrumentarium dat in zijn geheel beschouwd, in het licht van artikel 2 EVRM, als adequaat kan worden aangemerkt. In dat verband is van belang dat een initiatiefwetsvoorstel dat strekte tot – kort gezegd – de opheffing van strafrechtelijke immuniteiten van publiekrechtelijke rechtspersonen en hun leidinggevers, op 10 november 2015 door de Eerste Kamer is verworpen (Handelingen I 10 november 2015, nr. 7, item 5). Tegen die achtergrond zal in de eerste plaats door de wetgever onder ogen moeten worden gezien of alsnog behoefte bestaat de mogelijkheden te verruimen om publiekrechtelijke rechtspersonen en/of de personen die feitelijk leiding hebben gegeven aan de betreffende gedraging strafrechtelijk aansprakelijk te kunnen stellen.
* Rechtbank Overijssel 20 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6751: Awb, Wnb; handhavingsverzoek, kampeerterrein, niet tijdig beslissing, afwijzing handhavingsverzoek, Wnb-vergunning, broedvogels, licht, quickscans, aanwijzing Natura 2000-gebied, beperkt aantal kwalificerende habitatsoorten, intern salderen, 18 december-uitspraken, referentiesituatie, voortoets, inherente standaardonderdelen, algemene regels, planologische regel, maximeren aantal standplaatsen, AERIUS-berekeningen, overgangsperiode, rechtszekerheid, overschrijding redelijke termijn, rechtsgevolgen in stand laten
8.1. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de wijziging in de rechtspraak over intern salderen bij de beoordeling van de natuurvergunningplicht ook geldt voor intern salderen met een toestemming ontleend aan algemene regels, zoals in onderhavige zaak aan de orde is.
8.2. De Afdeling heeft in een uitspraak van 28 mei 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:2404) geoordeeld dat de met de 18 december-uitspraken gewijzigde rechtspraak ook geldt voor intern salderen met een toestemming ontleend aan algemene regels over agrarisch gebruik waar bemesten een onderdeel van is. Dit betekent dat intern salderen met een toestemming ontleend aan algemene regels over bemesten, evenals intern salderen met natuur- en/of milieutoestemmingen, niet meer mag worden betrokken bij de vraag of een natuurvergunning nodig is.
8.3. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de 18 december-uitspraken niet ook van toepassing zijn bij intern salderen met een aan algemene regels en een vergunning ontleende referentiesituatie, zoals hier aan de orde.
10.9. Uit de rechtsoverwegingen 10.5 tot en met 10.8.1. volgt dat er geen aanleiding is om te oordelen dat voor de ontwikkeling van park Landal Olde Kottink op grond van de voorheen geldende rechtspraak over intern salderen een natuurvergunning nodig was. Hiermee is voldaan aan alle in de 18 december-uitspraken opgenomen voorwaarden voor het aannemen van de overgangsperiode van vijf jaar, waarin het bevoegd gezag niet handhavend kan optreden met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Dit betekent dat de weigering om handhavend op te treden in beginsel in stand kan blijven.
10.10. Eisers hebben zich in dit kader op het standpunt gesteld dat hun rechtszekerheid wordt aangetast door de in de 18 december-uitspraken opgenomen overgangsperiode. Volgens eisers moet die overgangsperiode in hun geval daarom niet in acht worden genomen.
10.11. De Afdeling heeft in de 18 december-uitspraken uit het oogpunt van rechtszekerheid aanleiding gezien om voor initiatiefnemers een overgangsperiode te bepalen waarin het bevoegd gezag niet handhavend kan optreden met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. De Afdeling heeft hierbij overwogen dat met de overgangsperiode recht wordt gedaan aan initiatiefnemers die op basis van de rechtspraak van de Afdeling veronderstelden dat voor hun activiteit geen natuurvergunning nodig was en hun handelen daarop hebben afgestemd. De Afdeling heeft de overgangsperiode waarin niet handhavend kan worden opgetreden ook in het licht van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 6 van de Habitatrichtlijn gerechtvaardigd geacht.
10.12. Elfstedenhart Recreatie heeft op basis van de voorheen geldende rechtspraak terecht verondersteld dat geen natuurvergunning nodig was. Het had destijds om die reden ook geen zin om wel een natuurvergunning aan te vragen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers geen omstandigheden naar voren gebracht die maken dat moet worden afgeweken van de door de Afdeling gemaakte belangenafweging en daarbij opgenomen overgangsperiode. De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op rechtsoverweging 24.4 van de Afdeling dat het bevoegd gezag andere mogelijkheden heeft om op te treden tegen voortzetting van activiteiten.
10.13. Het voorgaande betekent dat de overgangsperiode van vijf jaar uit de 18 december-uitspraken hier van toepassing is en het college tot 1 januari 2030 niet met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom handhavend kan optreden tegen de ontwikkeling van park Landal Olde Kottink wat betreft het ontbreken van een natuurvergunning. De weigering van het college om handhavend op te treden kan dus in stand blijven. De rechtbank ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten in stand te laten.
* Rechtbank Overijssel 17 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6667: Awb, Gmw; van rechtswege geaccepteerde melding, aanleggen nieuwe uitwegen, Omgevingswet, besluit, APV, artikel 22.8 Ow, meldingenstelsel, Omgevingsbesluit, verplicht opgenomen in het omgevingsplan, vergunningplicht, bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, niet van rechtswege onderdeel van het omgevingsplan, vastomlijnd toetsingskader, verkeersveiligheid, verlies groen, toelichting, restrictieve uitleg, advies verkeersdeskundige
7.2. Op grond van artikel 2:12, eerste lid, van de APV is het verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg als degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet vier weken van tevoren melding heeft gedaan aan het college. Bij de melding moet een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie worden ingediend. Het is niet toegestaan om een uitweg te maken of te veranderen als dit door het college is verboden. Het maken van een uitweg of het veranderen wordt alleen verboden als dit in strijd is met een weigeringsgrond uit artikel 2:12, tweede lid, van de APV.
7.3. De rechtbank overweegt dat in artikel 2.12 van de APV een meldingenstelsel voor uitwegen is opgenomen. Dit stelsel voorziet niet in een verplichting voor het college om op een melding te reageren indien het college met het maken of veranderen van een uitweg kan instemmen. Als het college niet binnen vier weken heeft beslist dat de gewenste uitweg wordt verboden, ontstaat ingevolge het derde lid van artikel 2:12 van de APV het recht deze aan te leggen. De Afdeling heeft in de door het college aangehaalde uitspraken overwogen dat, uit oogpunt van het streven naar een coherent systeem van rechtsbescherming, het van rechtswege intreden van het rechtsgevolg – namelijk het verkrijgen van het recht om met de aanleg van een uitweg te beginnen – voor de rechtsbescherming gelijkgesteld wordt met een besluit (de Afdeling van 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:14, r.o. 4.4 t/m 4.6). Het college heeft de van rechtswege geaccepteerde melding op 27 mei 2024 aan [eiser] bekendgemaakt. [eiser] heeft binnen de bezwaartermijn bezwaar gemaakt.
7.4. Op grond van artikel 2.7 van de Ow kunnen bij algemene maatregel van bestuur gevallen worden aangewezen waarin regels over de fysieke leefomgeving alleen of juist niet in het omgevingsplan mogen worden opgenomen. Artikel 2.1 van het Omgevingsbesluit (Ob) bepaalt dat decentrale regels over activiteiten die onderdelen van de fysieke leefomgeving wijzigen, uitsluitend in het omgevingsplan mogen worden opgenomen. Het maken van een in- en uitrit is door de wetgever als voorbeeld gesteld van een activiteit die verplicht in het omgevingsplan opgenomen moet worden (Staatsblad 2020, 400, p. 1107). Voor zover een activiteit in een gemeentelijke verordening alleen na verlening van een vergunning is toegestaan, geldt een dergelijke bepaling als een verbod om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a (artikel 22.8 van de Ow).
7.5. Zoals onder 7.3. is overwogen, is in de APV een meldingenstelsel opgenomen voor het maken van een uitweg. Deze activiteit is niet gebonden aan een in een gemeentelijke verordening opgenomen vergunningplicht, zoals genoemd in artikel 22.8 van de Ow. Omdat het aanleggen of het verwijderen van een uitweg een activiteit is die de fysieke leefomgeving blijvend wijzigt, zal de gemeente ingevolge artikel 2.1 van het Ob regels over dergelijke activiteiten in het omgevingsplan moeten opnemen. Artikel 22.4 van de Ow regelt dat de gemeenteraad uiterlijk op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip ter uitvoering van artikel 2.4 de in artikel 2.7, eerste lid, van de Ow bedoelde regels opneemt in het omgevingsplan. Bij koninklijk besluit is vastgesteld dat gemeenten uiterlijk op 1 januari 2032 een omgevingsplan vastgesteld moeten hebben (Staatsblad 2023, 267). Vanaf dat tijdstip worden regels over de fysieke leefomgeving waarvoor dat op grond van artikel 2.7, eerste lid, van de Ow is bepaald, alleen nog in het omgevingsplan opgenomen. Gelet op de redactie van artikel 22.8 van de Ow is de APV niet van rechtswege onderdeel van het (tijdelijke deel van het) omgevingsplan. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat het meldingsstelsel van de APV onder de Ow van kracht is en, gedurende de overgangsfase naar de vaststelling van het omgevingsplan, aangepast kan worden (Kamerstukken II 2017/18, 34986, nr. 3, p. 326). Het meldingsstelsel uit de APV vervalt met ingang van 1 januari 2032 van rechtswege (gelet op artikel 122 Gemeentewet en 22.4 Ow, zie Kamerstukken II 2017/18, 34986, nr. 3, p. 99). De gemeenteraad kan vóór die tijd kiezen om de activiteit voor het aanleggen en veranderen van een uitweg in het omgevingsplan met een vergunningstelsel te reguleren.
7.6. De rechtbank oordeelt dat artikel 2.12 van de APV niet in strijd is met de Ow en voor [derde belanghebbende] van rechtswege de toestemming is gegeven om de gemelde uitwegen aan te leggen. De beroepsgrond van [eiser] slaagt niet.
* Rechtbank Overijssel 14 november 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:6571: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, tijdelijk asielzoekerscentrum, kruimelgevallenregeling, beleidsregels, Invoeringswet Omgevingswet, "recht", totstandkomingsgeschiedenis Awb, Wet op de rechterlijke organisatie, vertrouwensbeginsel, gemeenteblad, overheid.nl, kennelijk onredelijk, bevoegdheid college, passeren gebrek, belangenafweging, voorschriften, veiligheidsplan, sociale veiligheid, schade, brandveiligheid, geschiktheid locatie, natuurvergunning, aanhaakverplichting, intern salderen, AERIUS Calculator/berekeningen, 18 december-uitspraken, voortoets, reële en aannemelijke uitgangspunten, referentiesituatie, cv-ketels, verkeersbewegingen, aanlegfase
9.6. De rechtbank is van oordeel dat de aanvraag moest worden getoetst aan de beleidsregels, ondanks het feit dat deze beleidsregels per 1 januari 2024 zijn ingetrokken. De rechtbank zal dit hierna uitleggen.
9.6.1. De beleidsregels golden ten tijde van het indienen van de aanvraag en zijn blijven gelden tot 1 januari 2024. De beleidsregels golden dus niet meer ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Het uitgangspunt is dat het beleid moet worden toegepast, zoals dat geldt ten tijde van het bestreden besluit, en dat hier alleen in bijzondere omstandigheden van kan worden afgeweken. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2138, r.o. 6.3.
9.6.2. In dit geval is de overgangsrechtelijke bepaling van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet van toepassing. Op grond van die bepaling blijft in dit geval het oude recht van toepassing, omdat de aanvraag is ingediend vóór 1 januari 2024.
9.6.3. Naar het oordeel van de rechtbank moeten de beleidsregels worden aangemerkt als “recht” en maken deze daarom deel uit van het oude recht dat in dit geval van toepassing is gebleven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 3:42, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), waarin de bekendmaking is geregeld van besluiten die niet tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, waaronder beleidsregels, volgt dat de wetgever heeft aangesloten bij de uitleg die de Hoge Raad heeft gegeven van het begrip “recht” in de zin van artikel 99 (oud) van de Wet op de rechterlijke organisatie (hierna: de Wet RO). Zie Kamerstukken II 1993/94, 23 700, nr. 3, p. 13 en p. 107, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 1990, NJ 1991/118. Deze uitleg houdt in dat door een bestuursorgaan binnen zijn bestuursbevoegdheid vastgestelde en behoorlijk bekendgemaakte regels omtrent de uitoefening van zijn beleid, die, hoewel geen algemeen verbindende voorschriften, het bestuursorgaan op grond van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur binden en die zich naar hun inhoud en strekking ertoe lenen jegens betrokkenen als rechtsregels te worden toegepast, worden aangemerkt als recht in de zin van het huidige artikel 79 van de Wet RO. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de wetgever heeft beoogd om voor het begrip “(oude) recht” in artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet af te wijken van deze uitleg. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het voor de hand ligt dat de beleidsregels, die betrekking hebben op de kruimelgevallenregeling van de Wabo en het Bor, van toepassing blijven op gevallen waarin de Wabo en het Bor van toepassing blijven. De beleidsregels gaan over de uitoefening van het beleid van het college en zijn vastgesteld binnen de bestuursbevoegdheid van het college. De beleidsregels binden het college op grond van het vertrouwensbeginsel en lenen zich er naar hun inhoud en strekking toe om als rechtsregels te worden toegepast. Verder zijn de beleidsregels behoorlijk bekendgemaakt door publicatie in het gemeenteblad en op overheid.nl. De beleidsregels kunnen daarom worden aangemerkt als “recht” in de zin van artikel 79 van de Wet RO.
9.7. De rechtbank is van oordeel dat de beleidsregels in dit geval in de weg staan aan het toepassen van de kruimelgevallenregeling. Artikel 2.1 van de beleidsregels sluit het toepassen van deze bevoegdheid uit voor zover het gaat om recreatiewoningen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de tekst van dit artikel dat het hierbij gaat om een categorale uitsluiting van de mogelijkheid om deze bevoegdheid toe te passen voor de wijziging van het gebruik van recreatiewoningen. Wat het college en het COA hebben aangevoerd over de andere artikelen van de beleidsregels doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Nu het in dit geval gaat het om het wijzigen van het gebruik van recreatiewoningen, staat het beleid in de weg aan het toepassen van deze bevoegdheid.
9.8. De rechtbank is het echter met het college en het COA eens dat de in artikel 2.1 van de beleidsregels neergelegde uitsluiting van het toepassen van de kruimelgevallenregeling kennelijk onredelijk is. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:111, r.o. 3.3. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat aan deze categorale uitsluiting enige ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt. Daarom is artikel 2.1 van de beleidsregels onverbindend.
9.9. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college bevoegd was om mee te werken aan de door het project veroorzaakte afwijking van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo, gelezen in combinatie met artikel 2.7 van het Bor en artikel 4, onderdelen 9 en 11, van bijlage II van het Bor. Het college heeft ervoor gekozen om dit niet te doen en om de omgevingsvergunning in plaats daarvan te verlenen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo.
9.10. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit (de redactie en opbouw van) artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo en uit artikel 3.10, eerste lid, van de Wabo dat het college niet mag kiezen voor het toepassen van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo als toepassing kan worden gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo. Vergelijk de noot van [naam 10] onder de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2027, in Gemeentestem 2016/158. Daarom was het college in dit geval niet bevoegd om toepassing te geven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3º, van de Wabo.
* Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 november 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7868: Awb, Wabo; omgevingsvergunning bouwen en afwijken bpl, lichtmasten op een tenniscomplex, lichtplan, natuurtoets, armaturen, beschermde soorten, vleermuisonderzoek, Natura 2000-gebied, tijdsverloop, onderzoeksbevindingen, overschrijding redelijke termijn, geen schadevergoeding
18. Uit artikel 6, eerste lid, van het EVRM volgt dat een ieder recht heeft op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen in bijvoorbeeld de uitspraak van 7 juni 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2206) is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6 van het EVRM overschreden, als de duur van de totale procedure te lang is. In zaken met een voorafgaande bezwaarschriftprocedure vangt de termijn aan op het moment van ontvangst van het bezwaarschrift door het bestuursorgaan. De termijn eindigt op het moment waarop de rechter uitspraak doet. Bij een zaak geldt tot en met de uitspraak in beroep in eerste aanleg in beginsel een redelijke termijn van in totaal twee jaar. De vraag of de redelijke termijn is overschreden, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop deze door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van betrokkene gedurende de hele procesgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van betrokkene.
19. De rechtbank constateert dat er sinds de ontvangst van het bezwaarschrift op 23 april 2019 op het moment van deze uitspraak zes jaar en bijna zeven maanden is verstreken. Daarmee is de redelijke termijn met vier jaar en bijna zeven maanden overschreden. Toch ziet de rechtbank in deze zaak aanleiding om aan eiser geen schadevergoeding toe te kennen. Daarbij overweegt de rechtbank dat in de heersende rechtspraak behoudens bijzondere omstandigheden wordt verondersteld dat bij overschrijding van de redelijke termijn spanning en frustratie een grondslag vormen voor het toekennen van immateriële schadevergoeding. In deze zaak heeft het tijdsverloop er juist voor gezorgd dat de lichtmasten waartegen eiser opkomt, niet zijn geplaatst. Daarin ziet de rechtbank een bijzondere omstandigheid, zodat de hiervoor genoemde veronderstelling niet opgaat. Waarom toch sprake zou zijn van immateriële schade bij eiser, heeft hij niet toegelicht. Doordat hij niet is verschenen op de zitting heeft de rechtbank hem daar ook niet naar kunnen vragen. Het verzoek om toekenning van immateriële schadevergoeding wordt dus afgewezen.
¶ Rechtbank Zeeland-West-Brabant 14 november 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:7935: vovo en kortsluiten, handhaving, dwangsom, exploitatie schietbaan, geluid, Besluit activiteiten leefomgeving, omgevingsplan, normadressaat, overtrederschap, schotenadministratie, toelichting, feitelijke exploitatie, rechtsgevolgen niet in stand laten, niet zelf in de zaak voorzien, geen bestuurlijke lus, proceskostenvergoeding
5.1 Tussen partijen is niet in geschil dat [B.V.] de eigenaresse is van de schietbaan, dat [v.o.f. 1] zorgt voor de commerciële exploitatie en dat [v.o.f. 2] zorgt voor het toezicht en beheer ter plaatse.
5.2. De door verzoekers bestreden lasten onder dwangsom zien op de volgende overtredingen:
a. a) de skeet- en trapbaan voldoen niet aan de voorschriften uit artikel 4.708 van het Bal ter zake de lengte van het gebied in de vorm van een cirkelsector; de feitelijke lengte is bij deze banen te kort. Voor de hazenbaan geldt dat de lengte van het gebied wel wordt gehaald, maar dat niet uitgesloten is dat in het gebied personen aanwezig zijn
b) de schotenadministratie komt niet overeen met het bepaalde in artikel 22.81 van het omgevingsplan,
c) er is niet voldaan aan de in het omgevingsplan opgenomen voorschriften ter zake het verplichte geluidsonderzoek.
5.3. Voor wat betreft de beroepsgrond dat het college niet bevoegd is om de lasten onder dwangsom op te leggen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze grond niet slaagt. De bevoegdheid van het college volgt uit artikel 18.1 Ow in samenhang met 125, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Awb. Het college zou – bij wijze van lasten onder bestuursdwang – ook de schietbaan (deels) kunnen sluiten. Weliswaar zou dat op zichzelf niet afdoen aan de in vorige overweging onder a) en c) omschreven overtredingen, maar feitelijk gezien zou artikel 4.708 van het Bal dan niet meer overtreden worden, er zou geen schotenadministratie bijgehouden hoeven te worden en er zou ook geen geluidsoverlast door de schietbaan meer zijn. Deze grond slaagt dan ook niet.
5.4.1. Uit de behandeling ter zitting maakt de voorzieningenrechter op dat partijen, ter zake de schotenadministratie (overtreding b) in overweging 5.2), het erover eens zijn dat het normadressaat van artikel 22.81 van het omgevingsplan ziet op [naam 1] . Uit de toelichting op dit artikel volgt dat het gaat om een registratieverplichting van het aantal schoten, het kaliber van de verschoten munitie en de dagdelen waarin deze verschoten is. Deze parameters komen overeen met die van het in artikel 22.60 van het omgevingsplan opgenomen geluidsonderzoek en kunnen worden gebruikt om toezicht te houden op de akoestische belasting van de omgeving door de activiteiten op de schietbaan. [naam 1] is degene die het feitelijk in zijn macht heeft om een overtreding van artikel 22.81 van het omgevingsplan te staken. Het college miskent vervolgens echter dat de exploitatie van de schietbaan in handen is van [v.o.f. 1] en dat de norm van artikel 22.81 van het omgevingsplan dan ook gericht is tot haar. Naar het oordeel van de rechtbank is [v.o.f. 1] de functioneel dader, die de beschikkingsmacht heeft om te bepalen dat [naam 1] dit deel van de activiteiten verricht. Daarmee heeft [v.o.f. 1] ook de overtreding aanvaard. Het college miskent bovendien dat er ofwel een feitelijke overtreder is ofwel een functionele overtreder; [naam 1] kan niet tegelijkertijd beide hoedanigheden vervullen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook het volgende in aanmerking. In de bezwaarprocedure heeft het college het opleggen van deze lasten onder dwangsom aan [naam 1] onderbouwd – mede aan de hand van het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2019 (Hoge Raad 19 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:649) – door erop te wijzen dat hij als vennoot van [v.o.f. 1] hoofdelijk aansprakelijk is en dat hij daarmee aan hem als overtreder ook de lasten onder dwangsom opgelegd kunnen worden. Het door het college aangehaalde arrest ziet echter op een ander wettelijk kader, namelijk de aansprakelijkheid van vennoten voor vorderingen van het UWV in geval van een faillissement van de vennootschap onder firma. Bovendien volgt uit het arrest dat, als een vennoot handelt in naam van de vennootschap onder firma, hij handelt namens de gezamenlijke vennoten en dat deze gebonden worden.
5.4.2. Ter zake de overtredingen a) en c) uit rechtsoverweging 5.2 geldt dat beide overtredingen betrekking hebben op de wijze waarop de schietbaan is gelokaliseerd, ingericht en uitgerust. Voor overtreding a) gaat het dan met name over de verdeling van de skeet-, trap- en hazenbaan over het volledige terrein, waarbij iedere baan een gebied heeft in de vorm van een cirkelsector en dat gebied moet voldoen aan de voorschriften van de tabel die in artikel 4.708 van het Bal is opgenomen. Overtreding c) ziet op de gebrekkige onderbouwing op grond van artikel 22.60, eerste lid, sub h van het omgevingsplan dat de activiteiten van de schietbaan in lijn zijn met de regels in artikel 22.80 van het omgevingsplan over het maximaal te produceren geluid in relatie tot de omgeving. Beide normen zien dan ook op de basis van hetgeen wat er door [B.V.] geëxploiteerd wordt. De feitelijke exploitatie van de schietbaan door [v.o.f. 1] borduurt daar op voort. Dat brengt de voorzieningenrechter dan ook tot de conclusie dat het normadressaat – ter zake de onderliggende normen van overtredingen a) en c) uit rechtsoverweging 5.2 – betrekking heeft op [B.V.] en niet op [v.o.f. 1] , laat staan op [naam 1] . De gronden over het toegepaste normadressaat en het overtrederschap slagen dan ook.
¶ Rechtbank Noord-Holland 27 oktober 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:12740: Awb, Ow; natuurvergunning Wnb, aanleg en gebruik inrichting produceren hernieuwbare energie, co-vergistingsinstallatie, biogas, digestaat, wijzigingsbesluit/Omgevingswet, artikel 5.40 lid 2 sub c Ow, Omgevingsbesluit, Natura 2000-activiteit, afdeling 3.4 Awb, wijziging ondergeschikte aard, grondstoffen, emissies, fakkelen, onderzoek EPA, chemische luchtwasser, biofilter, vewijderingsrendement, leveranciersgegevens, diffuse emissies, extern salderen, saldogevende activiteit/feitelijk gerealiseerd, intrekking, salderingsovereenkomst, feitelijke realisatie draaiuren van de drijfkranen, additionaliteitsvereiste, instandhoudingsdoelstellingen, gebiedsniveau, recente jurisprudentie, geconstateerde gebreken, geen bestuurlijke lus, geen doelmatige en efficiënte manier afdoening zaak
3.6 In het wijzigingsbesluit van 8 juli 2025 heeft verweerder op grond van artikel 5.40, tweede lid, sub c, van de Omgevingswet de aan BioValue verleende vergunning gewijzigd, omdat de stoomboiler en WKK’s niet worden gerealiseerd. In plaats daarvan worden elektrisch aangedreven bronnen geplaatst. (…)
6.4 De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 10.24, eerste lid, onder j, Omgevingsbesluit is op de wijziging van een besluit dat betrekking heeft op een Natura-2000-activeit afdeling 3.4 van de Awb van toepassing, oftewel de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Op grond van artikel 16.83 Omgevingswet blijft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure buiten toepassing als sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard van een besluit waartegen beroep aanhangig is.
6.5 De relevante vraag is daarom of sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. Door het wijzigingsbesluit worden de emissies van de WKK’s en de stoomboilers uit het project gehaald. Hierdoor gaat de uitstoot van stikstof in de gebruiksfase van het project significant omlaag. Juist bij een Natura 2000-activiteit kan dit niet als een wijziging van ondergeschikte aard worden gezien. Dat juist sprake is van een daling van de stikstofemissie en niet van een stijging, maakt dat niet anders. Dit betekent dat verweerder de aanvraag tot wijziging van de verleende Wnb-vergunning met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure had moeten beoordelen. De beroepsgrond slaagt.
12.2 De rechtbank overweegt dat de beantwoording van de vraag of wordt voldaan aan het additionaliteitsvereiste moet zijn toegesneden op de instandhoudingsdoelstellingen en de staat van instandhouding van de betrokken Natura 2000-gebieden. De vraag of het behoud van de natuurwaarden is geborgd, dan wel of de verbeter- of hersteldoelstellingen worden gerealiseerd, moet dus op gebiedsniveau worden beantwoord. Als voor het realiseren van de doelstellingen een daling van de huidige stikstofdepositie nodig is, dan moet door verweerder inzichtelijk worden gemaakt met welke andere maatregelen dan de inzet van de saldogever van het intern en extern salderen, een daling van de stikstofdepositie voor dit Natura 2000-gebied kan worden gerealiseerd.
12.3 Verweerder heeft ter zitting erkend dat de motivering van het additionaliteitsvereiste in het bestreden besluit niet aan de vereisten voldoet die recente jurisprudentie (ECLI:NL:RVS:2024:4923 en ECLI:NL:RVS:2025:2969) stelt. Dat betekent dat deze beroepsgrond ook slaagt.
Samenvattingen van jurisprudentie op STAB-site
Op de website van STAB wordt recente jurisprudentie ook samengevat.
De volgende uitspraken zijn deze week nieuw geplaatst:
Rb Midden-Nederland 5 november 2025 Last onder dwangsom in verband met het houden van meer dan vier honden, rechtsgrond voor handhaving, motivering van de norm
Rb Oost-Brabant 31 oktober 2025 Verzoek om handhaving, een vermijdings- en reductieprogramma heeft alleen tot doel om informatie te verschaffen over de vermijding en reductie van zzs
Gerechtshof Amsterdam 30 oktober 2025 Strafrechtelijke veroordeling (boete) vanwege het niet scheiden van gevaarlijk (gasontladingslampen) en niet gevaarlijk slopafval (vlakglas en armaturen)
