Op het platteland is de frustratie tastbaar. Boeren voelen zich steeds meer gevangen in een web van regels die niet alleen hun bedrijfsvoering beperken, maar ook hun liefde voor het vak onder druk zetten. In het licht van de aanhoudende stikstofcrisis is het noodzakelijk om de relatie tussen boeren en regelgeving te herzien. In een nieuwe kamerbrief van landbouwminister Femke Wiersma pleit zij voor een verschuiving van middelsturing naar doelsturing. Deze nieuwe aanpak belooft boeren meer flexibiliteit en verantwoordelijkheid. De vraag is wat dit in de praktijk betekent en welke kansen en uitdagingen deze verandering met zich meebrengt.
Het huidige stikstofbeleid is doordrenkt van strikte regelgeving. De overheid bepaalt precies wat boeren moeten doen om bepaalde doelen te behalen, vaak in de vorm van complexe maatregelen die moeilijk te combineren zijn met het vakmanschap van de agrariërs. Boeren moeten zich houden aan talloze regels, zoals het voorschrijven van specifieke staltypes of het bepalen van oogst- en zaaidata. Dit systeem van middelsturing leidt tot frustratie en inefficiëntie. Boeren, die van nature met de seizoenen en het weer werken, worden onder andere gedwongen om hun bedrijfsvoering aan een rigide kalender aan te passen.
De toenemende administratielast is een ander groot probleem. Wet- en regelgeving worden steeds complexer, met een stapeling van beleid die agrariërs dwingt zich aan verschillende voorschriften te houden. Veel boeren ervaren dat ze regelmatig met regels worden geconfronteerd die niet aansluiten bij de realiteit van hun praktijk. Hierdoor ontstaat een gevoel van machteloosheid en desillusie.
Minister Wiersma heeft de noodzaak van verandering erkend en pleit voor een koerswijziging, die naar doelsturing. Deze methode geeft boeren de vrijheid om zelf te bepalen hoe ze de doelstellingen van de overheid willen behalen. De overheid stelt doelen, zoals het verminderen van stikstof emissies, maar hoe deze doelen bereikt worden, laat zij over aan de boeren zelf. Dit zou kunnen leiden tot een grotere betrokkenheid en motivatie omdat agrariërs, met hun kennis en ervaring, beter in staat zijn om effectieve maatregelen te formuleren.
De kern van doelsturing is het behalen van vooraf gestelde doelen, waarbij boeren verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van hun eigen strategieën, rekening houdend met lokale omstandigheden en persoonlijke ambities. De voordelen van doelsturing zijn evident: meer ruimte voor ondernemerschap, creativiteit en minder administratieve rompslomp. Boeren kunnen zich weer richten op waar ze goed in zijn: het runnen van hun bedrijf en het zorgen voor een duurzame toekomst. Toch zijn er uitdagingen. Het waarborgen van doelbereik en het risico op inkomensverlies tijdens de overgangsfase zijn belangrijke zorgen. Hoe worden boeren gecompenseerd voor de tijd en middelen die zij investeren in deze verandering?
De noodzaak voor verandering is duidelijk. Boeren, politici en experts zijn het erover eens dat een nieuwe aanpak cruciaal is voor de toekomstbestendigheid van de landbouwsector. In deze nieuwe context is het aan alle betrokken partijen om hun verantwoordelijkheid te nemen en de ruimte te creëren voor een toekomstbestendige landbouw, waarin zowel de boer als de natuur floreren.
Lees hier de Kamerbrief van Femke Wiersma