Als in de buurt van een Natura 2000-gebied een project wordt gestart dat significante gevolgen kan hebben voor het Natura 2000-gebied, moet een natuurvergunning worden aangevraagd. Deze vergunningplicht geldt al als sprake is van een (dreigende) verslechtering of verstoring van de instandhoudingsdoelstellingen voor het betreffende Natura 2000-gebied, bijvoorbeeld als de stikstofdepositie toeneemt.

In onze eerdere blog schreven wij dat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een vergunningplicht of een vergunningplicht geldt sinds vorig jaar geen gebruik meer mag worden gemaakt van ‘intern salderen in de voortoets’.[1] Voor activiteiten die zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025 geldt een overgangsperiode die inhoudt dat het bevoegd gezag tot 1 januari 2030 niet handhavend mag optreden. Het verbod op intern salderen in de voortoets heeft als gevolg dat Nederland steeds verder op slot gaat. In het meest verstrekkende geval wordt de bedrijfsvoering in het geheel stil gelegd.
Intrekking natuurvergunning
Dat neemt niet weg dat een verleende natuurvergunning (ook voor 2030) kan worden ingetrokken. Provincies kunnen hiertoe door de rechter gedwongen worden. Vaak ligt hier een intrekkingsverzoek van Ngo’s/actievoerders aan ten grondslag. Voor een intrekking kunnen verschillende redenen zijn, bijvoorbeeld wanneer achteraf blijkt dat de beoordeling bij de verlening van de natuurtoestemming onvolledig was en het gebruik van de vergunning alsnog tot verstoring van het natuurgebied leidt.[2] In zo’n geval kan alleen aan intrekking worden ontkomen als er zicht is op voldoende stikstofreductie op korte termijn.[3] Hier zal vaak geen sprake van zijn. Ook kan de niet benutte ruimte van een natuurvergunning worden ingetrokken; dit betekent dat een uitbreiding van de bedrijfsvoering na intrekking niet meer mogelijk is.[4]
Bestuurders moeten tijdig actie ondernemen en (laten) onderzoeken hoe kwetsbaar de natuurvergunning van hun onderneming is.
Stilzitten is geen optie
Dat maakt dat bestuurders tijdig actie moeten ondernemen en moeten (laten) onderzoeken hoe kwetsbaar de natuurvergunning van hun onderneming is. Hoewel het bestuur in beginsel niet aansprakelijk is wanneer het bedrijf niet voldoet aan de geldende regelgeving, is dat anders als het bestuur daarvan een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Als een bestuur niet (tijdig) op de hoogte is van de kwetsbaarheden in de verleende natuurvergunning en onvoldoende stappen neemt om dit te mitigeren dan kunnen de gevolgen enorm zijn en is een zodanig verwijt niet uit te sluiten.
Schakel op tijd deskundige hulp in
Om de continuïteit van het bedrijf te waarborgen, is het van groot belang om op tijd in beweging te komen. Wilt u meer informatie over de kwetsbaarheid van de natuurvergunning van uw bedrijf? Wilt u risico’s voor uw bedrijf en voor u als bestuur vermijden? Of wilt u meer te weten komen over de maatregelen die u kunt treffen om de continuïteit van uw bedrijf te waarborgen? Neem dan contact op met Dominique de Haas en Miranda van Eekelen-Atema. Zij kunnen de bovenstaande vragen beantwoorden en u begeleiden bij dit proces.
[1] ABRvS 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4923 (Rendac); ABRvS 18 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4909 (Amercentrale); ABRvS 28 mei 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2404 (Overduin).
[2] ABRvS 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:71.
[3] ABRvS 30 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1957; ABRvS 2 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2973; ABRvS 2 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2969.
[4] Rb. Oost-Brabant 11 oktober 2024, ECLI:NBL:RBOBR:2024:4731.
