De Natuur en Milieufederaties en Wageningen University & Research presenteren vandaag hun vijf interventies om de klimaatdoelen te halen. De uitvoering van het Klimaatakkoord en de Regionale Energie Strategieën (RES’en) loopt achter op schema, de 2030-doelen zijn slechts een tussenstap en de vraag naar groene stroom stijgt harder dan verwacht. “Regionale en lokale overheden staan voor de helse taak om nieuwe regionale zon- en windprojecten in goede banen te leiden. Met deze gezamenlijke position paper laten we zien wat wél mogelijk is”, legt Annie van de Pas, netwerkdirecteur van de Natuur en Milieufederaties, uit.
Om verder te kunnen met zon-en windenergieprojecten op land moet het maatschappelijk rendement van energieprojecten omhoog, stellen de Natuur en Milieufederaties en Wageningen University & Research (WUR). Een belangrijke voorwaarde hiervoor is dat ieder energieproject, ongeacht locatie of dubbelfunctie, tegemoetkomt aan de lokale belangen van natuur, mens en economie.
Naast deze drie ‘basiskwaliteiten’ moet het energieproject gecombineerd worden met tenminste één andere (nieuwe) functie: natuurinclusief, landschapsinclusief of gemengde productie. “Kansrijke combinaties van zonneparken met natuur, landschap en landbouw blijven nu grotendeels onbenut. Om de acceptatie bij burgers te vergroten, pleiten we ervoor dat ieder wind- en zonnepark op land standaard aan een aantal basiskwaliteiten moet voldoen én gecombineerd wordt met een andere (nieuwe) functie. Een goed voorbeeld hiervan is in Babberich, waar frambozen onder zonnepanelen worden geteeld”, legt Sven Stremke uit, associate professor Landschapsarchitectuur en ruimtelijke planning van WUR.
Door lokale meerwaarde, integraliteit en bewust ruimtegebruik centraal te stellen, worden zon- en windprojecten aantrekkelijker, concluderen de Natuur en Milieufederaties en WUR. Het huidige subsidiestelsel stimuleert ontwikkelaars echter om de grootste CO2-reductie te leveren voor de laagste kosten; investeringen in natuur, landschap en andere lokale kwaliteiten worden daarbij gezien als kostenposten. Ondertussen struikelen lokale overheden over haperend animo bij bewoners, omdat zij energieprojecten verlangen die bewust omgaan met de leefomgeving.
In het coalitieakkoord 2021 werd multifunctionaliteit als voorwaarde gesteld voor nieuwe zonneparken, de landelijke Agenda Natuurinclusief benadrukt natuurherstel óók bij energieprojecten en het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie riep in 2021 al op tot betere financiering. “In de praktijk komt van deze ambities helemaal niets terecht. Sterker nog, voorgenomen nieuw beleid staat op de tocht en business cases staan onder druk.”, benadrukt Van de Pas.
Lopend grootschalig onderzoek van WUR naar zonneparken in Gelderland laat zien dat de ruimtelijke kwaliteit van nieuwere projecten niet is toegenomen en niet in de buurt komt van vroege innovatieve cases. “Kansrijke combinaties met natuur, landschap en landbouw blijven grotendeels onbenut. Het is de wereld op zijn kop: we weten steeds beter wat we wél willen en we krijgen steeds meer van wat we níet willen”, legt professor Stremke uit.
Een andere, betere realisatie van duurzame energieopwekking op land is broodnodig. In de praktijk zijn volgens de Natuur en Milieufederaties en WUR
Succesvolle, multifunctionele energieprojecten die tegemoetkomen aan de lokale belangen van natuur, mens en economie. Om van uitzondering naar regel te komen is landelijke normering nodig.
We kunnen normeren zoveel we willen, maar zonder beleid dat maatschappelijk rendement beloont levert dat niet de versnelling op die de energietransitie nodig heeft.
Met behulp van inventarisaties en kaarten van zowel kansen als aandachtsgebieden, kan een breder gedragen beeld ontstaan van welke typen multifunctionele projecten in welke gebieden uitkomst bieden. Het is belangrijk dat het Rijk dit oppakt in nauw overleg met de provincies en gemeenten.
Er is niet of nauwelijks controle of de beoogde kwaliteiten daadwerkelijk gerealiseerd worden. Dit is een groot afbreukrisico voor lokaal draagvlak. Ter inspiratie kan gekeken worden naar Oostenrijk en Engeland, waar dit belangrijke aspect van een maatschappelijk geaccepteerde energietransitie al goed geregeld is.
Nieuw onderzoek blijft nodig om volgende stappen te kunnen zetten in de ontwikkeling van hernieuwbare energieprojecten en de toepassing van een integrale gebiedsaanpak.
Van de Pas: “De landelijke interventies hebben een aantal voordelen ten opzichte van de regie helemaal neerleggen bij decentrale overheden en de markt. Zo ontstaat er een gelijk speelveld voor ontwikkelaars en wordt er een einde gemaakt aan uiteenlopende interpretaties van begrippen als lokaal eigendom, landschapskwaliteit en natuurinclusiviteit.” Volgens de Natuur en Milieufederaties en WUR wordt er op die manier structureel werk gemaakt van natuurherstel en een goed ontwerp in het landschap.
Duurzame energieprojecten zijn minder afhankelijk van decentrale overheden die, door verschillende kennisniveaus, capaciteit en prioriteiten, zeer verschillend omgaan met de belangen van natuur en landschap. Ontwikkeling van kennis en goede voorbeelden zijn voor toekomstige toepassing, ook in het buitenland, van groot belang. De opgedane ervaring in waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit, in het programma ‘Ruimte voor de Rivier’, is nu al een waardevol exportproduct.