Doen we al, dus geen reden tot verandering. Doen we niet, willen we niet, en dus ook geen reden tot verandering. Dat is kort samengevat de kabinetsreactie op de ruim zestig adviezen van de VN-rapporteur recht op adequate huisvesting voor betere borging van het recht op wonen. Tot ongenoegen en teleurstelling van mensenrechtenexperts. “Sleutelen aan het systeem en dan betere resultaten verwachten, is geen goede reactie”, zegt de rapporteur tegen PONT | Omgeving.
Brian is dakloos. Hij zit op een bankje onder een poncho op zijn smartphone een film te kijken. Op deze bank kan hij gratis Wi-Fi ontvangen. © Robin Alysha Clemens/Het Beelddepot
De herstructurering van de Tweebosbuurt in Rotterdam-Zuid paste in het democratisch tot stand gekomen woonbeleid van de gemeente Rotterdam, meent demissionair minister Hugo de Jonge van BZK in de officiële kabinetsreactie op de aanbevelingen van de VN-rapporteur. “Dat niet iedereen tevreden was met dit proces en de uitkomst hiervan, is spijtig maar helaas soms ook onvermijdelijk.”
In 2021 uitten vijf mensenrechtenrapporteurs van de Verenigde Naties ernstige zorgen over deze ‘herstructurering’ ofwel sloop van de Tweebosbuurt in Rotterdam-Zuid. Het recht op wonen van de bewoners van de buurt vol sociale huurwoningen zou geschonden worden. Een paar jaar later was de casus aanleiding voor Speciaal VN-Rapporteur recht op adequate huisvesting Balakrishnan Rajagopal om Nederland te bezoeken.
Rajagopal toog in december 2023 naar de buurt en trok daarnaast door het ganse land. De rapporteur concludeerde dat Nederland op zich goede stappen heeft gezet om het recht op wonen sterker te verankeren, maar genoeg is het niet. Daarom presenteerde hij in maart 2024 een waslijst van ruim zestig adviezen aan de Nederlandse overheid om het woonbeleid in lijn te krijgen met het recht op wonen. En nu is er dus een officiële reactie van het kabinet, met minister De Jonge als penvoerder.
Het kabinet blijkt niet van plan om iets te doen met de aanbevelingen van rapporteur Rajagopal voor de Tweebosbuurt. Hij had geadviseerd om het leed van de voormalig bewoners (de wijk is inmiddels gesloopt) officieel te erkennen, en om hen te compenseren. De Jonge laat uit niks blijken dat hij dit van plan is.
Zorgen van Rajagopal over discriminerende en racistische gronden voor de sloop van de buurt, wuift de minister weg. “De gemeente distantieert zich hier nadrukkelijk van. Niet alleen is het überhaupt niet toegestaan om achtergrond of afkomst te registreren, ook is het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid bij uitstek een sociaal programma, gericht op ondersteunen van alle bewoners van Zuid.”
Dat terwijl een belangrijk onderdeel van de wijkaanpak in Rotterdam-Zuid toepassing is van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek, ofwel de Rotterdamwet. Dit is indirect discriminerend beleid, toonden legio onafhankelijke onderzoeken. De rapporteur had hier juist nog voor gewaarschuwd.
Rapporteur Rajagopal is dan ook niet overtuigd van de redenering van de minister. Desgevraagd zegt hij tegen PONT | Omgeving: “De Tweebosbuurt blijft emblematisch voor de structurele discriminatie die in wetten en regelgeving is ingebakken. Herstelbetalingen moeten opnieuw overwogen worden, met volledige inachtneming van alle facetten van het recht op adequate huisvesting.”
De reactie van De Jonge op de Tweeboscasus is exemplarisch voor de gehele kabinetsreactie: geen één van de adviezen van de VN-rapporteur is voor het kabinet reden voor gewijzigd of nieuw beleid. De kabinetsreactie valt op te delen in drie categorieën: op sommige adviezen reageert de overheid dat ze al geadresseerd worden met huidig beleid, op sommige dat ze botsen met de kabinetsvisie, en op sommige dat het huidige demissionaire kabinet zich er niet over kan of wil uitlaten.
Daarbij valt op dat De Jonge het overheidsbeleid soms wat selectief analyseert als hij het verenigt met de adviezen van de VN-rapporteur, of dat hij de adviezen niet direct adresseert. Bij zorgen over bijvoorbeeld dakloosheid, de ernstigste schending van het recht op wonen, wijst de minister op het Actieplan Dakloosheid. Terwijl dat plan vooralsnog voor weinig concrete verbetering zorgde en volgens experts een aantal fundamentele weeffouten bevat.
Op het advies om te stoppen met tijdelijke huurcontracten, reageert De Jonge dat deze al “sterk” worden ingeperkt met de Wet vaste huurcontracten. Maar met die wet blijven tijdelijke contracten wel mogelijk voor ‘urgent woningzoekenden’, dus dakloze mensen, wat dan weer botst met de ‘wonen eerst’-benadering uit het Actieplan Dakloosheid.
Of neem het advies om “haat tegen buitenlanders die de schuld krijgen van de huizencrisis” actief tegen te gaan. De Jonge wijst daarbij op het algehele verbod op discriminatie in Nederland en op hoe dit prioriteit krijgt bij opsporing en vervolging. Hoe dit zich verhoudt tot specifiek de framing van migranten als zogenaamde veroorzakers van de wooncrisis, laat hij echter in het midden.
Bij de legitimatie van het beleid in de Tweebosbuurt valt De Jonge terug op democratisch tot stand gekomen gemeentelijk beleid. Dat doet hij ook bij andere door de rapporteur geadresseerde problemen. Neem de criminalisering van dakloosheid. Volgens de rapporteur moet dat stoppen. De Jonge is echter niet voornemens om hier wat aan te doen, want: “Het al dan niet beboeten van uitingen van dakloosheid is een afweging die gemeenten zelf maken.”
Dat is volgens Rajagopal geen sterke redenering. “De staat heeft de verantwoordelijkheid voor alles wat onder haar jurisdictie gebeurt. Daar vallen gemeenten onder. Het feit dat gemeenten de autoriteit hebben om bepaalde keuzes te maken en dat die democratisch tot stand komen, is geen legitimatie van beleid dat botst met mensenrechten.”
Misschien wel het ingrijpendste advies van Rajagopal was om de Nederlandse Grondwet aan te scherpen. “Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid”, staat in Artikel 22 van deze wet. Een inspanningsverplichting, dus.
De VN-rapporteur adviseerde om daar een plicht van te maken. Maar De Jonge denkt niet dat een grondwetswijziging nodig is. Hij verwijst daarbij naar zijn nog aan te nemen Wet versterking regie volkshuisvesting, waarin de plichten van overheden voor volkshuisvesting worden afgebakend. “Het kabinet is van mening dat de huidige wetgeving en het nieuwe wetsvoorstel al voldoende het recht op adequate huisvesting waarborgen”, aldus de minister.
Wederom een zwakke redenering, reageert Rajagopal. “Ik wil de Nederlands overheid met respect verzoeken om dit te heroverwegen. Rechten beschermen met losse wetten is niet hetzelfde als die rechten waarborgen in de Grondwet. Bovendien geldt: zelfs als de nieuwe wet de overheidsregie op volkshuisvesting versterkt, is dit nog geen erkenning van wonen als mensenrecht. Het is de hoogste tijd dat Nederland dit recht volledig opneemt in haar wettelijk stelsel, in plaats van in los beleid.”
Mensenrechtenexperts die PONT | Omgeving sprak, zijn niet te spreken over hoe Nederland omspringt met de adviezen van de VN-rapporteur.
Het College van de Rechten van de mens reageert dat de regering de afgelopen tijd goede stappen zette om het recht op adequate huisvesting beter te waarborgen, maar dat er nog meer nodig is. De beleidsvrijheid van lokale overheden doet niet af aan de verantwoordelijkheid die de centrale overheid heeft om in te grijpen wanneer lokaal beleid of uitvoering mogelijk tot schendingen van mensenrechten leidt, aldus het College.
Hoe het kabinet reageert op de adviezen van rapporteur Rajagopal, past in een bredere trend, constateert het College. “Het College heeft in haar jaarlijkse rapportage over mensenrechten in Nederland 2022 geconcludeerd dat Nederland de aanbevelingen van comités van internationale verdragen, en nu ook deze VN-rapporteur, onvoldoende benut. Het College raadt de regering aan om in gesprek te treden over de aanbevelingen met het parlement, maatschappelijk middenveld en instituten als het College. Ook de parlementaire betrokkenheid kan groter: het parlement kan erop toezien dat en hoe de regering de aanbevelingen implementeert en kan zelf de aanbevelingen meer betrekken bij het maken van wetgeving en beleid.”
Het College voor de Rechten van de Mens staat niet alleen in haar kritiek. “Wat een slecht stuk”, zegt mensenrechtenjurist Jan de Vries desgevraagd over de kabinetsreactie. Ook hij ziet een tendens. “Dit is typisch voor hoe de Nederlandse overheid vaak reageert op terechte kritiek op hoe we met mensenrechten omgaan. Gewoon alles opsommen wat je al doet, en dan zeggen dat je al voldoet aan de aanbevelingen, terwijl dat vaak maar een stukje van de aanbevelingen raakt. Als je als overheid ‘wonen is een recht’ zegt, betekent dat ook iets. Deze reactie getuigt van heel weinig begrip van wat dat recht daadwerkelijk inhoudt.”
Ook Rosa Beets, mensenrechtenadvocaat gespecialiseerd in het recht op huisvesting bij Stichting PILP, had graag een andere gang van zaken gezien. “De VN-rapporteur heeft een uitgebreid rapport geschreven. Hij analyseert wat misgaat en dat er meer nodig is om het recht op wonen te verwezenlijken. Zijn adviezen zijn niet dwingend, maar wel gezaghebbend. Het kabinet had hier meer mee kunnen doen. Alle overheden moeten handelen in lijn met het recht op wonen. Dat gemeenten bepaalde democratische keuzes kunnen maken klopt natuurlijk wel, maar dat betekent niet per se dat dit in lijn is met mensenrechten.”
Jasper Krommendijk, hoogleraar aan de Radboud Universiteit, promoveerde op hoe verschillende landen reageren op kritiek van de VN op mensenrechtenschendingen. Hij herkent de gang van zaken, zegt hij desgevraagd. In zijn proefschrift concludeerde hij dat Nederland graag andere landen de les leest op het gebied van mensenrechten, maar vervolgens zelf weinig ontvankelijk is voor kritiek.
In dit geval is dat niet wezenlijk anders. Krommendijk: “Het woondossier geniet onder De Jonge weer de nodige aandacht. De huidige overheid neemt dit serieus, en dat zie je ook wel in de kabinetsreactie terug. De toon is positiever dan bij andere kabinetsreacties op mensenrechtendossiers. Maar nog steeds valt de reactie op de specifieke aanbevelingen onder te verdelen in twee smaken. ‘Leuk, doen we al’, of ‘we willen dit niet doen’. Die defensieve houding zien we vaak in Nederland, want we zien onszelf als het beste jongetje van de klas.”
Rajagpoal zelf reflecteert dat hij al met al enerzijds “dankbaar” is dat de Nederlandse overheid een “serieuze poging” doet om de dialoog te starten over zijn adviezen. Hij geeft aan graag in gesprek te blijven, ook met de nieuwe coalitie.
“Aan de andere kant”, zegt hij, “is het simpelweg teleurstellend dat gesteld wordt dat sommige aanbevelingen geen reden zijn voor herziening van beleid, of dat de aanbevelingen botsen met de visie van het kabinet. Het gedeelde doel om het recht op adequate huisvesting te verwezenlijken, verdient een meer open minded benadering.”
De rapporteur benadrukt dat selectief shoppen in zijn aanbevelingen uiteindelijk niet zal leiden tot een voldoende sterke verankering van het recht op wonen in het Nederlandse beleid. Het ontbreekt de overheid aan het besef dat enkel een brede mensenrechtelijke benadering voldoende is om de “myriade aan problemen” op te lossen, zegt hij. “Sleutelen aan het systeem en dan betere resultaten verwachten, is geen goede reactie.”