Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Werken met de Omgevingswet is nu nog complex

Onlangs werd de ‘Voortgangsbrief uitvoering Omgevingswet eerste kwartaal 2025’ door de minister van VRO verstuurd met daarbij diverse rapporten en onderzoeken. Eén van de rapporten betreft het eerste reflectierapport Omgevingswet 2024 ‘In werking, maar onderbenut’.

6 May 2025

Het is een gedegen rapport dat terugkijkt op het eerste jaar van werken met de Omgevingswet: open, eerlijk en transparant. Lang niet alles is onderzocht, waardoor er vraagtekens kunnen worden gezet bij de stevigheid van de bevindingen.

De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat de kerninstrumenten van de Omgevingswet worden toegepast door gemeenten, provincies en waterschappen. Daarbij wordt opgeroepen om alle mogelijkheden die dit instrumentarium biedt optimaal te benutten.

In de voortgangsbrief erkent de minister dat iedereen onverminderd hard werkt en dat deze transitieopgave en de bijbehorende veranderprocessen geen eenvoudige taak zijn. Ook het verbeteren en onderling afstemmen van achterliggende processen en systemen mag niet worden onderschat. Samenwerking en kennisdeling zijn belangrijker dan ooit.

Helaas zie ik in de dagelijkse praktijk, samen met mijn collega’s, dat het belangrijkste aspect onderbelicht is gebleven: het gebrek aan capaciteit, met name in de uitvoerende menskracht.

Er is voldoende implementatieondersteuning: er zijn handleidingen, handreikingen, webinars, schakeldagen, voorbeelden, werkplaatsen en niet te vergeten het IPLO. Maar als we op deze manier doorgaan, zal de transitie- en veranderopgave niet slagen, en zal niet iedere gemeente in Nederland uiterlijk 1 januari 2032 een omgevingsplan nieuwe stijl hebben.

In het rapport wordt gewezen op nieuwe samenwerkingsverbanden en regionale samenwerking, maar ook daar blijft de beperkte capaciteit van medewerkers op de werkvloer een zorgpunt. Zij zijn degenen die alle ballen in de lucht moeten houden.

Ook vóór de komst van de Omgevingswet kraakte en piepte het bij menig bevoegd gezag, en het is er niet beter op geworden.

Het werkveld weet elkaar te vinden en is bereid de veranderopgave gezamenlijk te voltooien. Daarbij gaat het niet alleen om de bevoegde gezagen, maar ook om externe partijen zoals (stedenbouwkundige) adviesbureaus en softwareleveranciers die moeten samenwerken. Dit gebeurt door kennis en ervaring te delen op diverse platformen en tijdens evenementen.

De stelling dat door volop in te zetten op de gezamenlijke ondersteuning van gemeenten het risico op vertraging in de planvorming zoveel mogelijk wordt beperkt, behoeft wat mij betreft enige nuancering.

Voor de meeste gemeenten blijft het een grote zoektocht. De beperkte capaciteit moet worden verdeeld over de dagelijkse werkzaamheden, waaronder de woningbouwopgave, en het werken aan de kerninstrumenten van de Omgevingswet. Uitval van medewerkers door overvraging wordt voorzien.

Daarnaast wordt het inhuren van personeel steeds moeizamer. De bureaus zitten (bijna) aan hun maximale capaciteit en moeten keuzes maken over wie zij ondersteunen.

Kortom, vraag en aanbod sluiten niet op elkaar aan, waardoor de bevoegde gezagen keuzes moeten maken en prioriteiten moeten stellen. Alles laten doorgaan is niet mogelijk.

Een tussentijdse evaluatie van de transitieopgave per gemeente is daarom op korte termijn gewenst. Hierin zouden concrete vragen moeten worden gesteld over de beschikbare capaciteit, mede omdat er vanuit mijn oogpunt getwijfeld mag worden aan de actualiteitswaarde van het rapport.

Het management en bestuur zijn nu aan zet. Breng reëel in beeld wat wel en niet mogelijk is. Het creëren van overzicht en inzicht vergt even tijd, maar zal helpen om uiterlijk in 2032 voldoende vooruitgang te hebben geboekt met de transitieopgave en iedereen aan boord te houden.

Het is nu complex, maar uiteindelijk wordt het eenvoudiger en beter.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.