Een deel van de van inwerkingtreding Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen wordt uitgesteld. Hoe verhoudt deze wet zich tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet?
De voorzitter van de Eerste Kamer heeft bekendgemaakt dat de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (vanaf hier: Wkb) per 1 januari 2024 in werking treedt voor nieuwbouw, maar pas vanaf 1 juli 2024 in werking zal treden bij verbouwactiviteiten. Reden van deze gefaseerde inwerkingtreding is dat de voorkeur uitgaat naar een zo ‘zacht mogelijke landing’. Dit is niet de eerste keer dat de wet in de publiciteit komt: enkele weken geleden besloot Hugo de Jonge, demissionair minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, te streven naar een gelijktijdige inwerkingtreding van de Wkb en de Omgevingswet. Dat was een opmerkelijke keuze, aangezien de Eerste Kamer een motie had aangenomen om de invoering van de Wkb op te schorten. De inwerkingtreding voor verbouwactiviteiten is nu met een half jaar opgeschort, waar de Omgevingswet nog altijd per 1 januari 2024 in werking treedt. Maar hoe zijn deze twee wetten eigenlijk aan elkaar verbonden? En waarom is er nu discussie over de vraag of het (on)verstandig is om de Wkb op 1 januari 2024 in werking te laten treden?
De Wkb heeft als doel om de kwaliteit van bouwwerken in Nederland te verbeteren. Het initiatief voor deze wet kwam van de (voormalig) minister voor Wonen en Rijksdienst. In de Memorie van Toelichting bij de Wkb wordt toegelicht waarom er behoefte is aan regulering: er is een toenemende complexiteit in de bouw, er bestaat een onheldere verdeling van verantwoordelijkheden en er ligt nadruk op de preventieve toetsing van bouwplannen door de gemeente. Om deze redenen kwam de minister tot de conclusie dat de positie van bouwconsumenten versterkt en de kwaliteitsborging verbeterd moet worden.
In het huidige stelsel van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (vanaf hier: Wabo) wordt een aanvraag om een omgevingsvergunning voor bouwen door het bevoegd gezag (meestal het college van Burgemeester & Wethouders) o.a. getoetst aan het bestemmingsplan en het Bouwbesluit (constructie en veiligheid). Het uitgangspunt hierbij is dat de omgevingsvergunning wordt verleend als wordt voldaan aan alle vereisten. Het bevoegd gezag houdt vervolgens toezicht of er conform de omgevingsvergunning wordt gebouwd.
Onder de Omgevingswet wordt het proces voor vergunningverlening in tweeën opgeknipt: een ruimtelijk en een bouwtechnisch deel. Dit wordt ook wel “de knip” genoemd. Voor de ruimtelijke deel wordt het bouwplan getoetst aan het omgevingsplan (artikel 5.1, eerste lid, van de Omgevingswet). Voor het bouwtechnische deel wordt getoetst aan de technische bouwregels zoals in het Besluit bouwwerken leefomgeving (vanaf hier: Bbl) opgesomd staan (artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet). Hierin staan de regels over het (ver)bouwen, gebruiken en slopen van bouwwerken.
Kleine opfrisser nodig welke veranderingen de Omgevingswet nog meer teweegbrengt? Hierover schreven wij eerder een blog!
Waarom wordt de Omgevingswet gelijktijdig met de Wkb ingevoerd? Voornamelijk omdat de wetten op elkaar zijn ingericht. De bouwtechnische vereisten uit het Bbl zijn verder ingevuld in de Wkb. Bij het opstellen van de wetten is uitgegaan van een volledig nieuw systeem, waarbij niet ingecalculeerd is dat er teruggevallen wordt op het oude systeem. Naleving van bouwvoorschriften zal bij niet-gelijktijdige inwerkingtreding van beide wetten lastig te waarborgen zijn.
De voornaamste verandering van de Wkb is de introductie van kwaliteitsborgers. Deze kwaliteitsborgers zijn private toezichthouders die de kwaliteit van de bouwwerken toetst aan wettelijke technische vereisten. Het toezicht wordt dus verplaatst van publieke- naar private partijen. De gemeente is nog wel altijd bevoegd om handhavend op te treden, met dezelfde bevoegdheden
De kwaliteitsborgers houden toezicht gedurende het gehele proces, vanaf de ontwerptafel tot aan de daadwerkelijke bouw. De kwaliteitsborger stelt hiervoor een borgingsplan op. Dit is een plan waarin wordt aangegeven hoe wordt voldaan aan de bouwtechnische voorschriften van het Bbl en hoe beheersmaatregelen zijn opgenomen in verband met eventuele (financiële) risico’s. Daarnaast worden controlemomenten en inspectiepunten hierin opgenomen.
In de gereedmelding komt uiteindelijk informatie te staan over het gebouw en op welke manier het voldoet aan alle vereisten van het Bbl. Hierover moet de verantwoordelijke kwaliteitsborger een verklaring opstellen. In deze verklaring wordt aangegeven dat alles naar behoren is uitgevoerd. Hiermee is de gereedmelding ook voltooid.
De Wkb wordt in eerste instantie enkel ingevoerd voor de zogenoemde ‘gevolgklasse 1’. Dit zijn gebouwen waarbij de gevolgen beperkt zijn als er niet aan de bouwtechnische voorschriften wordt voldaan, zoals woningen, woonboten en vakantieverblijven. De wet wordt op een later moment ook van toepassing verklaard op de gevolgklassen 2 en 3, categorieën waarbij er een reële dan wel aanzienlijke kans op persoonlijke gevolgen bestaat als niet voldaan wordt aan bouwtechnische voorschriften. Hierbij kan gedacht worden aan monumenten, metrostations en ziekenhuizen. Overigens zijn er al enkele proefprojecten gedraaid met het nieuwe systeem, daar schreven wij eerder deze blog over!
Van wie kwam de oproep om de inwerkingtreding van de Wkb op te schorten? Vanuit de praktijk, die zorg heeft dat er te weinig kwaliteitsborgers zouden zijn om de consumenten en andere opdrachtgevers te helpen bij de nieuw- en verbouw. Bij de brief van de voorzitter van de Eerste Kamer is direct aangegeven dat de wet enkel in werking zal treden voor verbouwactiviteiten, mits er voldoende kwaliteitsborgers beschikbaar zijn en er geen andere signalen zijn die belemmerend werken. Dit klinkt direct als een clausule waarbij ingedekt wordt, mocht de inwerkingtreding van de wet nóg meer uitstel nodig hebben.
Daarbij bestaat de zorg dat het kostenplaatje wegens vertraging erg hoog kan oplopen voor consumenten. Tenslotte wordt, niet onbelangrijk, aangegeven dat er gebrek aan praktijkervaring bestaat met het nieuwe systeem. Demissionair Minister De Jonge gaat verder niet inhoudelijk in op deze bezwaren, maar stelt enkel dat niemand zit te wachten op uitstel. Dat zou zorgen voor een juridische kruispuzzel, waardoor hij de motie naast zich neer heeft gelegd.
De Omgevingswet en de Wkb zijn nauw met elkaar verbonden. De Wkb geeft uitwerking van de vereisten zoals gesteld zijn in de Omgevingswet. Uitstel van de Wkb kan problemen opleveren voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Vanzelfsprekend gaat de voorkeur uit naar inwerkingtreding van samenhangende wetten op hetzelfde moment, echter denk ik dat het belangrijk is om realistisch te blijven. Tekorten voor de uitvoeringspraktijk zal zorgen voor een vertraagd, of misschien wel onwerkbaar systeem. Een zeer onwenselijke situatie, aangezien doorbouwen in de huidige crisis momenteel hoogste prioriteit heeft.