Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Zuid-Holland zoekt compromissen in voortdurende woningbouwstrijd met De Jonge

De provincie Zuid-Holland en woonminister Hugo de Jonge zijn verwikkeld in een conflict over woningbouwlocaties en eisen aan gemeenten voor de bouw van extra sociale huurwoningen. De provincie doet nu een handreiking en houdt niet halsstarrig aan de plannen vast. Daar moet de minister wel wat tegenover zetten.

10 mei 2024

Foto: Patrick Herzberg / Getty Images

“Onze inwoners hebben grote behoefte aan voldoende passende woningen. We hebben uw dringende oproep gehoord en geven in deze brief aan hoe we er gehoor aan kunnen geven. Soms kan dat door beleid aan te passen en in andere gevallen is uw hulp onmisbaar.”

Dat schrijft de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland in een brief aan demissionair minister Hugo de Jonge van BZK. Met de “dringende oproep” doelt het provinciebestuur op zorgen die de minister uitte over het woningbouwbeleid van de provincie.

Hij vindt dat Zuid-Holland te weinig grote woningbouwlocaties reserveert. Ander zorgenpunt is de beperkte plancapaciteit in de provincie: Zuid-Holland tikt de 100 procent niet aan, laat staan het door het Rijk geambieerde planoverschot van 130 procent. En als laatste vindt de minister dat de provincie niet moet sturen op 40 procent sociale huur bij nieuwbouw in gemeenten met een relatief kleine gereguleerde voorraad. Dat botst met zijn eigen plannen voor minimaal 30 procent sociaal bij nieuwbouw en zou businesscases te veel onder druk zetten.

Locaties en plancapaciteit

In de nieuwe brief zoekt Zuid-Holland nu de middenweg. Binnenstedelijke verdichting blijft het uitgangspunt. Daar zet de provincie een zoektocht naar nieuwe grote locaties tegenover, met een soort uitruil: de provincie is bezig met een zoektocht naar locaties “waar sneller gebouwd kan worden en die kunnen worden geruild voor buitenstedelijke woningbouwlocaties die niet benut worden”.

Dan de plancapaciteit: daar gaat de provincie harder aan trekken. “Wij zijn bereid ons actief in te zetten op 130 procent aanvaarde plancapaciteit. We gaan op zoek naar extra te aanvaarden realistische woningbouwplannen”, staat in de brief. Waarbij de Gedeputeerde Staten wel benadrukt: “Onze inzet is om te zorgen voor realistische plannen die tot realisatie van woningen leiden. Overprogrammering is daarvoor tot nu toe een middel en geen doel op zich.” Dit is echter “geen principieel punt”.

Strengere eisen bouw sociale huur

Als laatste de strengere eisen voor de bouw van sociale huur. Van het doel hierachter, een evenredige verdeling van sociale huur en meer betaalbare woningen, stapt de provincie niet af. Wel is men bereid tot een gesprek over de middelen om dat doel te bereiken.

Zelf dacht de provincie eraan om via het omgevingsbeleid te sturen op realisatie van 40 procent sociaal van de nieuwbouw in regionaal verband, met name in gemeenten die achterlopen bij de opgave om toe te groeien naar 30 procent sociale woningbouw in de bestaande voorraad.

Dat middel is echter niet heilig. Uit de brief: “Ook hier willen we pragmatisch omgaan met uw verzoek en zijn we bereid het door ons bedachte instrument in te ruilen voor een ander dat de bouw van voldoende sociale woningen borgt. Wij vragen dus uw hulp daarbij. Zelf denken we dat mogelijk de introductie van bijvoorbeeld de omgevingswaarde ‘30 procent sociale woningen in de woningvoorraad’ per gemeente een alternatief instrument is.”

Als De Jonge daarmee instemt, keert hij in feite terug naar zijn oudere plannen voor de bouw van meer sociale huur. Zijn eerste uitgangspunt was ‘overal 30 procent sociaal’. Later werd dat met de voorgestelde Wet versterking regie volkshuisvesting afgezwakt naar ‘bouw 30 procent sociale huur in gemeenten met minder dan het landelijk gemiddelde’.

Voor wat hoort wat

In ruil voor de concessies vraagt de provincie iets terug van de minister: zonder zijn hulp worden de woningbouwambities niet waargemaakt, concessies of niet.

De provincie wijst op schaarse ruimte en talrijke ruimteclaims. Als er extra buitenstedelijke locaties worden gereserveerd voor woningbouw, moeten deze dus zo efficiënt mogelijk worden gebruikt. “U gaf aan dat u mogelijkheden ziet in planoptimalisatie, meer woningen per hectare, kleinere woningen programmeren en mogelijk grondbezit in te zetten als instrument. Wij vragen u dringend om ons te helpen met instrumentarium waarmee we dit daadwerkelijk mogelijk kunnen maken.”

Ook is het Rijk aan zet bij ‘kritische succesfactoren’. De provincie somt een aardige reeks problemen op, waaronder de aanleg van infrastructuur, de stikstofproblematiek, het dekken van onrendabele publieke toppen bij betaalbare woningbouw, de capaciteitstekorten bij lagere overheden, het voorzieningenniveau in steden en dorpen, aansluiting van woningen op het stroom- en waternet, trage procedures, wispelturige wetgeving zoals de regulering van de huurmarkt en de Omgevingswet, en uitdagingen die klimaatadaptatie en ‘water en bodem sturend’ met zich meebrengen.

“De inzet van het ministerie van BZK en andere ministeries is onontbeerlijk bij de realisatie van de woningbouwplannen”, sluit de Gedeputeerde Staten de brief af na deze opsomming. De toon is gezet: adapteren doet Zuid-Holland graag, maar het echte werk ligt bij het Rijk.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.