Iedereen staat in het dagelijks leven bloot aan ioniserende straling. Dat komt onder meer doordat radionucliden van nature in de bodem en in bouwmaterialen zitten, maar ook in voedsel en water. Verder komt er straling uit de kosmos.
Ook staan mensen wereldwijd bloot aan straling door radionucliden die zijn overgebleven na bovengrondse kernwapenproeven in de vorige eeuw. Dat geldt ook voor de ongevallen bij kerncentrales (Tsjernobyl in 1986 en Fukushima in 2011). Dit heet fall-out.
En dan is er nog het gebruik van ioniserende stralingsbronnen in ziekenhuizen, nucleaire installaties en industriële bedrijven. Door bijvoorbeeld lozingen van radionucliden naar het milieu via de lucht en water kunnen mensen eraan blootstaan. Om de totale blootstelling voor de bevolking klein te houden, zijn hier regels voor. Daarom heten ze reguleerbare bronnen.
De blootstelling aan straling in Nederland aan reguleerbare bronnen en fall-out is heel laag. Deze is gemiddeld per inwoner minder dan één procent van de straling waaraan zij elk jaar door natuurlijke bronnen blootstaan. Fall-out draagt het meeste bij, maar daalt al jaren doordat radionucliden vervallen.
Dit blijkt uit een overzicht van de blootstelling aan verschillende reguleerbare stralingsbronnen, consumentenproducten en fall-out in Nederland. Dit is een vervolg op een eerdere inventarisatie die het RIVM in 2003 maakte.
Het RIVM heeft dit overzicht gemaakt in opdracht van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Het is onderdeel van een studie naar de dosis waar mensen door verschillende bronnen van straling aan blootstaan.