Nederland moet in de toekomst zien te leven met zeespiegelstijging om onze delta ook voor toekomstige generaties leefbaar en veilig te houden. Welke opties kunnen we daarvoor bedenken? Dit rapport geeft eerste antwoorden op basis van een verkenning van verschillende denkrichtingen voor de lange termijn.
Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging - een landelijk onderzoeksprogramma van het ministerie van Infrastructuur en Water en de Deltacommissaris - heeft als vingeroefening drie denkrichtingen voor de lange termijn laten verkennen. Er zijn veel meer manieren denkbaar om met zeespiegelstijging om te gaan. Het is dan ook niet de bedoeling om op basis van dit onderzoek een keuze te maken uit deze denkrichtingen. Het onderzoek is bedoeld om gevoel te krijgen voor het palet aan mogelijkheden, kansrijke combinaties, concrete vraagstukken die daarbij ontstaan en de acties die op korte termijn nodig of mogelijk zijn.
Drie consortia van adviesbureaus, wetenschappers, overheden en maatschappelijke organisaties hebben deze drie denkrichtingen uitgewerkt:
Meebewegen
We passen het landgebruik en de samenleving zoveel mogelijk aan de gevolgen van zeespiegelstijging aan. We kiezen vooral voor maatregelen die de gevolgen van overstromingen beperken en de krachten van de natuur benutten. Denk bijvoorbeeld aan verhoogd of drijvend wonen, zouttolerante landbouw en verschuiving van investeringen naar hoog-Nederland.
Beschermen
We continueren het huidige waterbeheer met voornamelijk waterbouwkundige middelen, zoals dijkversterkingen, stormvloedkeringen, sluizen, stuwen, gemalen en pompen. Riviermondingen maken we afsluitbaar met stormvloedkeringen of we dammen ze af (gesloten riviermondingen).
Zeewaarts
We leggen een groot meer aan voor de kust van ZuidwestNederland. Dit meer gebruiken we om hoge rivierafvoeren tijdelijk te bergen en de verzilting te verminderen. Op die manier kunnen we complexe maatregelen in en langs de riviermondingen beperken.
De consortia hebben deze denkrichtingen uitgewerkt voor 2 en 5 meter zeespiegelstijging. In een extreem scenario kan deze zeespiegelstijging optreden rond respectievelijk 2100 en 2200.
Het lijkt erop dat Nederland veilig en leefbaar kan blijven tot een zeespiegelstijging van 5 meter, in ieder geval met de denkrichtingen Beschermen en Zeewaarts. Voor Meebewegen is verdere verdieping nodig om dit te kunnen concluderen. In alle gevallen zijn de gevolgen groot: de aanleg en het onderhoud van watergerelateerde infrastructuur zullen grote inspanning vragen, voor de benodigdemaatregelen is veel ruimte nodig en het huidige landgebruik en gebruiksfuncties zullen moeten veranderen. De nieuwe omstandigheden hebben zeker grote effecten op onder andere natuurwaarden, waterkwaliteit, landbouw, woningbouw, scheepvaart en regionale watersystemen.
Het is essentieel is dat Nederland genoeg verdienvermogen houdt om klimaatadaptatie in het hele land te bekostigen; dit betekent dat gebieden waar het economisch verdienpotentieel hoog is zo lang mogelijk beschermd blijven tegen overstromingen. Voor de Randstad is dit in deze fase onderzocht. De meest effectieve strategie voor de bescherming blijkt het versterken van de bestaande waterkeringen rond deze regio. Het gericht verschuiven van dit verdienvermogen naar hoger gelegen regio’s is aanzienlijk duurder en moeilijk te organiseren.
Nederland moet op termijn met minder zoetwater zien te leven. De zoetwaterbeschikbaarheid neemt in alle onderzochte denkrichtingen af, door de combinatie van zeespiegelstijging en andere gevolgen van klimaatverandering. Regionale aanpassingen aan verziltende omstandigheden zijn in alle gevallen nodig. Het bestrijden van verzilting met bijvoorbeeld zoet-zoutscheidingen bij sluizen is een geen-spijt-maatregel die nu al voordeel kan opleveren.
De onderzoeken laten zien dat alle toekomstige denkrichtingen ruimte vragen: ruimte voor de winning van Noordzeezand voor kustonderhoud, voor het afvoeren en bergen van water, voor sterkere waterkeringen en hogere waterpeilen. Als wij hier ruimte voor gaan vrijhouden, hebben toekomstige generaties de mogelijkheid om de noodzakelijke maatregelen te treffen. Daar is wel concretere, gebiedsgerichte kennis voor nodig: over de locaties, manieren om de ruimte vrij te houden, de gevolgen daarvan en de termijn waarop de betreffende ruimte nodig is.
Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging gebruikt de resultaten van dit onderzoek voor het uitwerken van adaptatiepaden: mogelijke routes om geleidelijk toe te groeien naar verschillende denkrichtingen voor de lange termijn. Adaptatiepaden laten zien op welke momenten belangrijke systeemkeuzes nodig zijn, welke verschillende richtingen dan gevolgd kunnen worden en welke acties nodig zijn om opties voor de toekomst open te houden. De resultaten van dit onderzoek en de adaptatiepaden zijn ook input voor de herijking van het Deltaprogramma in 2026 en voor beleidstrajecten over deze onderwerpen.
Dit rapport geeft een eerste beeld van verschillende manieren om met zeespiegelstijging om te gaan en de gevolgen daarvan. Vervolgonderzoeken zijn nodig om op lange termijn weloverwogen keuzes te kunnen maken én om nu al verstandig te kunnen investeren.
Een groot vraagstuk is hoe we bij verdergaande zeespiegelstijging het rivierwater van Rijn en Maas veilig en snel naar zee kunnen leiden. Hier komen de meest ingrijpende onderdelen van de drie denkrichtingen uit voort, zoals omvangrijke pompcomplexen en peilstijgingen. Over dit vraagstuk zijn op landelijk niveau bepalende systeemkeuzes nodig, onder meer over de afvoerverdeling van de Rijntakken, een open of gesloten Rijnmond, het al dan niet bergen van rivierwater in de zuidwestelijke delta en een eventueel kustmeer. Deze systeemkeuzes hebben verstrekkende gevolgen en vragen gedegen onderbouwing. Het onderzoek hiervoor moet tijdig starten.
Lees hier het gehele rapport