De beschikbare ruimte in Nederland is beperkt, terwijl we er steeds meer mee willen doen. Doelen als woningbouw, de energietransitie, natuurbehoud en landbouw vragen allemaal ruimte. Hoe die ruimte wordt verdeeld en benut is geregeld in verschillende programma’s en wetten. De belangrijkste hiervan is de Omgevingswet.
Januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. De Omgevingswet bundelt veel verschillende wetten en AMvB’s uit het oude recht om zo de situatie rondom de regelgeving voor ruimtelijke ordening inzichtelijker te maken. Dit is één van de vier verbeterdoelen van de Omgevingswet. De andere drie zijn het centraalstellen van de fysieke leefomgeving, ruimte maken voor lokaal maatwerk en het versnellen van besluitvorming en procedures. Naast deze verbeterdoelen heeft de Omgevingswet ook maatschappelijke doelen. Deze hebben te maken met het integraal en doelmatig beschermen en benutten van een gezonde, veilige en duurzame fysieke leefomgeving. Onder de Omgevingswet bestaan een aantal instrumenten voor de ruimtelijke ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld de omgevingsvisie en het omgevingsplan.
In een omgevingsvisie wordt de langetermijnvisie voor de fysieke leefomgeving vastgelegd. Hierbij worden verschillende belangen in de fysieke leefomgeving afgewogen en integraal benaderd. Denk aan wonen, landschap, bodemkwaliteit, cultureel erfgoed, mobiliteit, etc. Vanuit dit integrale perspectief worden in de omgevingsvisie de ambities voor de toekomst van leefomgeving vastgelegd. Op decentraal niveau wordt deze door gemeenten en provincies opgesteld.
Op nationaal niveau bestaat ook de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Daarin staan de nationale belangen en afwegingen bij de ruimtelijke uitdagingen in de fysieke leefomgeving van Nederland. De NOVI is richtinggevend voor de provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies. In 2026 zal de NOVI van 2020 vervangen worden door de nieuwe Nota Ruimte. Hiermee wil het Rijk een samenhangende visie voor het ruimtelijk beleid neerzetten, met zowel concrete keuzes op de korte termijn als richtinggevende uitspraken op de lange termijn. Er wordt vooruitgekeken naar 2030, 2050 en 2100.
Ter aanvulling op de omgevingsvisie, met name de Nationale Omgevingsvisie, zijn er ook twee nationale programma’s die relevant zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling: het programma Nationale Omgevingsvisie Extra (NOVEX) en het programma Mooi Nederland (MooiNL).
Het programma NOVEX heeft drie belangrijke doelen, namelijk het versnellen van de uitvoering van de NOVI, het versterken van de ruimtelijke regierol van de Rijksoverheid en het vernieuwen van de samenwerking in de (uitvoerings)relatie met provincies en in gebieden. Om dit te bereiken hebben de provincies op basis van een starpakket ruimtelijke voorstellen gemaakt waarin staat waar in elke provincie kansen liggen. Deze voorstellen moeten worden vastgelegd in ruimtelijke arrangementen die jaarlijks zullen worden bijgewerkt. Naast de provinciale aanpak zijn er ook 16 ‘NOVEX-gebieden’ aangewezen waar bijzonder veel veranderopgaven samenkomen en waar het dus nodig is dat publieke en private partijen gebiedsgericht samenwerken. Deze gebieden hebben ontwikkelperspectieven gemaakt die de basis vormen voor een uitvoeringsagenda. Een aantal van de NOVEX-gebieden hebben al een uitvoeringsagenda vastgesteld. In andere gebieden wordt hier nog aan gewerkt.
Bij de verdeling van de beschikbare ruimte moet ook rekening worden gehouden met het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. In de fysieke leefomgeving is een goede ruimtelijke kwaliteit afhankelijk van vier kernwaarden: gebruikswaarde, toekomstwaarde, belevingswaarde en herkomstwaarde. Om bij de ruimtelijke ontwikkeling ook de ruimtelijke kwaliteit te behouden is het programma MooiNL opgezet. Het programma heeft als doel de ruimtelijke kwaliteit centraal te stellen in de aanpak van maatschappelijke opgaven. Op nationaal niveau wordt er met ontwerpend onderzoek gewerkt aan toekomstperspectieven en wordt er ingezet op een brede dialoog over ruimtelijke ontwikkeling met kwaliteit. Ook biedt het programma concrete handelingsperspectieven en inrichtingsoplossingen op gebiedsniveau.
Naast de omgevingsvisie is ook het omgevingsplan een belangrijk middel op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling. Iedere gemeente stelt een omgevingsplan op waarin de uitwerking komt te staan van hoe de gemeente de fysieke leefomgeving wil ontwikkelen en bescherming. In het omgevingsplan staan dus regels over bouwwerken, infrastructuur, water, bodem, lucht, landschappen, natuur, cultureel erfgoed en werelderfgoed. Ook kan de gemeente in sommige gevallen regels in het omgevingsplan opnemen over activiteiten met mogelijke gevolgen voor de leefomgeving.
Bij het stellen van deze regels moet de gemeente rekening houden met het criterium dat de regels in het omgevingsplan samen leiden tot een ‘evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (ETFAL). Dit afwegingskader is bedoeld om te zorgen voor balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving, met name gezien de schaarse ruimte in Nederland.
Om de overgang naar de Omgevingswet makkelijker te maken zijn alle gemeenten begonnen met een pakket aan regels dat automatisch deel uitmaakt van het omgevingsplan, de bruidsschat. Het tijdelijk deel van het omgevingsplan moet eind 2032 omgezet zijn.
In het omgevingsplan kan de gemeente ook vastleggen hoe de kwaliteit van de fysieke leefomgeving wordt behouden. Hiervoor staan instructieregels in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De instructieregels in het Bkl gaan zowel over het omgevingsplan zelf als om de omgevingswaarden die in het omgevingsplan opgenomen kunnen worden. Omgevingswaarden zijn instrumenten waarmee de gemeente de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving kan vastleggen op een specifieke, meetbare manier. Dit kan alleen als de gemeente een strengere waarde opneemt dan de omgevingswaarden van de provincie (in de omgevingsverordening) en van het Rijk (in het Bkl).
In het omgevingsplan staan de regels voor de fysieke leefomgeving en de activiteiten die daarin plaats mogen vinden. Voor sommige van deze omgevingsplanactiviteiten (OPA) is een omgevingsvergunning nodig. Deze activiteiten zijn, gebaseerd op algemene en decentrale regels, in het omgevingsplan opgenomen als vergunningplichtige activiteiten. Het komt ook voor dat een activiteit in strijd is met het omgevingsplan. In dat geval gaat het om een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Voor een BOPA kan ook een vergunning aangevraagd worden, maar het bevoegd gezag heeft de optie om te verklaren dat de uitgebreide procedure van toepassing is, dat er een participatieverplichting is en dat de gemeenteraad adviesrecht heeft. In plaats van een BOPA kan er ook voor gekozen worden om het omgevingsplan te wijzigen.
Bevestiging dat bij OPA bouw (binnenplans) niet aan ETFAL wordt getoetst!
Jurisprudentie – SamenvattingenNieuw onderzoek helpt bij keuzes voor woningbouw in Drentse dorpen
PublicatieHet vooraf niet informeren van een aanvrager over gedeeltelijk te weigeren omgevingsvergunning is in strijd met zorgvuldigheidsbeginsel
Jurisprudentie – SamenvattingenVersnelde en gestroomlijnde besluitvorming onder de Omgevingswet: het coördinatiebesluit
NieuwsGebruikmaken van de omgevingsvisie!
NieuwsCollege mocht niet handhaven om afwijkende dakkapel
SamenvattingUitspraak handhaving omgevingsplanovertreding: algemene jurisprudentielijnen handhaving blijven van toepassing
SamenvattingHoe verenig je woningbouw, economische groei en groen met bestaande en toekomstige externe veiligheidsrisico’s?
Nieuws