Minister Van Nieuwenhuizen reageert op de motie van het Kamerlid Wassenberg (PvdD). De motie verzoekt de regering om te onderzoeken wat de effecten zijn voor de leefomgeving van het teruglopende aantal milieueffectrapportages en de Kamer daarover te informeren.
Geachte voorzitter,
Tijdens het VAO Leefomgeving van 9 december 2020 heeft het lid Wassenberg van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat een motie ingediend. Conform reactie van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat informeer ik u hierbij schriftelijk over mijn oordeel op deze motie.
In de motie geeft het lid Wassenberg aan dat de afgelopen tien jaar het aantal milieueffectrapportages gehalveerd is. Hij verzoekt de regering om te onderzoeken wat de effecten zijn voor de leefomgeving van het teruglopende aantal milieueffectrapportages en de Kamer daarover te informeren.
Er bestaat op dit moment geen totaaloverzicht van de aantallen milieueffectrapportages die in Nederland opgesteld worden. Wel is zeker dat voor alle merplichtige projecten in Nederland een MER gemaakt moet worden. De heer Wassenberg verwijst naar door de Commissie voor de m.e.r. getoetste MER’en, welke aanzienlijk in aantal zijn afgenomen. De oorzaken van deze afname zijn divers, maar aangenomen kan worden dat deze voor een belangrijk deel samenhangen met een afname van het aantal mer-plichtige initiatieven. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan minder grootschalige bouwprojecten, zoals voor de woningbouw.
De effecten op de leefomgeving als geheel vallen niet één op één af te leiden uit het aantal MER’en en mer-beoordelingen. Vele factoren zijn namelijk van invloed op de leefomgeving. Het is niet mogelijk om met enige zekerheid vast te stellen welke invloed het al dan niet opstellen van een milieueffectrapportage voor een project heeft te midden van alle andere factoren; er kan immers geen vergelijking worden gemaakt waarbij de overige omstandigheden gelijk blijven. Daarom ontraad ik de motie.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT,
drs. C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Lees ook: Beantwoording nadere vragen over onafhankelijke toetsing van mer