Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

5 praktische oplossingen voor sneller meer en meer betaalbare woningen

In augustus verscheen in NRC-Handelsblad het opinie-artikel: 'Versnel de woningbouw door een sterker lokaal bestuur.' Dit artikel leverde veel bijval op uit de lokale praktijk, vanuit gemeenten, woningcorporaties en bouwers. Over de oplossingen ontstond meer discussie. En daar moet het gebeuren. Daarom een voorzet voor een vijftal concrete oplossingen voor de uitvoering.

10 October 2022

Escalatie helpt alleen als uitvoering goed georganiseerd is

De Nationale Woon- en Bouwagenda en de bijbehorende programma’s over woningbouw, betaalbaarheid en een thuis voor iedereen geven heldere doelen. Daarmee geeft het Rijk invulling aan haar noodzakelijke gidsfunctie op de woningmarkt. De vertaling naar de uitvoering blijft complex. Een natuurlijke reactie is dan om scherpere wetgeving te regelen: een wet die instrumenten in handen geeft om te dwingen. Via akkoorden en escalaties wordt het probleem opgelost. Deze lijn wordt opvallend genoeg ook als eerste uitgewerkt. Daarmee suggereert het Rijk dat de praktische uitvoering mogelijk is, maar stagneert omdat gemeenten onwelwillend zijn (en dat staat opvallend vaak ook in presentaties die het Rijk hierover geeft). Gemeenten moeten aangespoord en gestraft worden. En natuurlijk zijn er 'onwillende' gemeenten. Vaker is er echter onmacht. Hoe ga je dan helpen?

Bestaand instrumentarium biedt veel kansen

Het huidige ruimtelijk ordeningsinstrumentarium biedt de gemeente ruimte om te sturen bij bouwplannen (via de Wet ruimtelijke ordening of de Omgevingswet). Fasering, programmering en exploitatie kunnen geregeld worden. Ook kunnen overheden (verticaal) ingrijpen (escaleren) via inpassingsplannen. Daarnaast worden privaatrechtelijke afspraken gemaakt over plannen. De Huisvestingswet geeft gemeenten de mogelijkheid om categorieën woningen toe te wijzen aan specifieke doelgroepen. Een slim samenspel van dit instrumentarium zou moeten leiden tot snelheid en het juiste programma. Toch gebeurt dat onvoldoende. De Pavlov-reactie is dan meer regels en meer dwang. Dat gaat niet helpen. Wat wel? De juiste kaders en randvoorwaarden voor gemeenten om de uitvoering op te pakken. Ik doe vijf voorstellen:

Vijf voorstellen voor efficiënte sturing

1. Risico’s afdekken ten behoeve van een actiever grondbeleid: steeds vaker wordt actief grondbeleid door de gemeente als oplossing gezien voor sturing op het woningbouwprogramma. Toch zijn gemeenten door de grote afschrijvingen van begin jaren '10 en steviger accountantscontroles kopschuw geworden voor een al te voortvarend actief grondbeleid. En dat is logisch. Er hangen ook grote risico’s samen met een actief grondbeleid. Om gemeenten meer in beweging te krijgen, zou een garantstelling vanuit de Rijksoverheid (of de provincie) voor actief maatschappelijk grondbeleid (voor gronden die worden aangewend conform minimaal de doelen in het Rijksbeleid). Dit helpt gemeenten om met een verantwoord lef invulling te geven aan hun uitvoerende rol rond woningbouw.

2. Tussentijds het programma bij 'harde' plannen aanpassen: het is heel lastig om bij 'harde plancapaciteit' (vastgesteld bestemmingsplan) tussentijds het gewenste programma adaptief te wijzigen. Dit leidt doorgaans tot vertraging en ingewikkelde tijdrovende gesprekken over inkomstenderving. Door het binnen het stelsel van de Wro of Omgevingswet makkelijker mogelijk te maken dat het bouwprogramma in een bestemmings- of omgevingsplan tussentijds kan worden aangepast, krijgt de overheid een steviger sturing op het gewenste programma. Als de bouwer snelheid wil maken met de huidige bestemming dan kan dat in de geldende overgangstermijn (op basis van voorzienbaarheid).

3. Minder stapeling van regelingen op lokaal niveau: de stapeling van regels en ambities op lokaal niveau zorgt voor een lappendeken van regelingen waar bouwers mee te maken hebben. Dat maakt het lastig om bouwconcepten uit te rollen. De minister wil lokale aanvullende regels voor kwaliteit van woningbouw verbieden. Maar waarom bedenken gemeenten die aanvullende regels? Mogelijk omdat landelijke regelgeving vaak achterloopt op noodzakelijke innovaties in de bouw. Het Rijk moet aanvullende regels verbieden of verankeren in regionale woondeals. Tegelijkertijd moeten de bouwregels uitdagen tot een innovatieve bouwkolom. De gidsfunctie van het Rijk moet hier meer tot uitdrukking komen. Dit is efficiënter en effectiever.

4. Steun voor betaalbaar bouwen en wonen: vanaf de jaren '90 is de woningmarkt steeds meer het domein van de vrije markt geworden, zonder subsidies en een grotere (en vaak perverse) inbreng van banken. De businesscase van een starterswoning is niet meer rond te rekenen; voor de starter noch de bouwer. Meer aanbod of meer doorstroming doorbreekt dit niet. De woningmarkt is immers een inelastische markt en de bouwkosten zijn in belangrijke mate extern bepaald.

Het verleden leert dat woningbouw betaalbaarder en sneller kon. Maar dan moeten we ver terug. In de jaren '70 zaten we voor het laatst op het nu geambieerde niveau, zowel naar aantallen als naar betaalbaar programma (zie figuur van Companen: advies). Ook in die tijd was er een duidelijke Rijkssturing. Laten we leren van die periode. Dan gaat het om volwaardige inbreng van corporaties in bouwprojecten en generieke bouwsubsidies (in plaats van incidentele Wbi-subsidies van dit moment). Maar ook om landelijke bouwnormen. Hierdoor zou gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht zich enkel nog moeten richten op de planologische / stedenbouwkundige kaders. Dit zou een versnelling betekenen en minder 'workload'.

5. Duidelijke definities: het is belangrijk dat het Rijk duidelijk maakt wat zij onder bepaalde definities verstaat. Wat is sociale huur? Wat is middenhuur? Wat zijn geclusterde of levensloopgeschikte woonvormen? Er gaat nu op lokaal niveau veel tijd en menskracht verloren in het definiëren van en discussiëren over categorieën. Liefst is er één landelijke definitie. Laat het Rijk simpelweg vaststellen dat een sociale huur geëxploiteerd moet zijn door een woningcorporatie. Zij zijn immers vanuit hun opdracht als enige partij langjarig betrokken bij hun doelgroep, de volkshuisvesting, de kwaliteit van wijken, en de huisvesting van bijzondere doelgroepen. Dit is in te voegen in de Wet ruimtelijke ordening of de Omgevingswet.

Als al deze punten geregeld zijn, komen gemeenten in positie. Pas dan is escalatie door provincie of rijk zinvol. Zo ontstaat een mooi samenspel vanuit een gidsende Rijksoverheid en de uitvoering op lokaal niveau.

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.