In het artikel ‘Vergunningplichtig of vergunningvrij’ hebben Wico, Hajé en ik de vergunningplicht voor de (technische) bouwactiviteit in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) nader uitgelegd aan de hand van enkele praktische voorbeelden. De kern is dat artikelen 2.25 en 2.26 van het Bbl telkens het ‘startpunt’ vormen voor de vraag of er wel of geen omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit nodig is.
Aan de hand van dat artikel ontvingen wij enkele reacties, waarvoor dank! Samengevat als volgt:
Kan jij mij uitleggen waarom een verbouwing aan een bestaand bouwwerk nu valt onder de regels voor’ bouwwerken zonder dak’? Mijns inziens moet er anders gekeken worden naar de verbouwingen aan een bestaand bouwwerk en valt dit juist onder artikel 2.25 Bbl (mét dak) en is het wel degelijk vergunningplichtig als je bijv. de draagconstructie wijzigt.
Stel; er is een verbouwing gaande in een woonhuis en het plan is om een dragende wand te doorbreken om de woonkamer en keuken mooi ‘open’ te maken. De draagconstructie wordt daarmee gewijzigd en die wijziging is vergunningplichtig (artikel 2.27 lid 1 onder b.).
Op grond van artikel 2.25 kijk je bij een (technische) bouwactiviteit die betrekking heeft op een gebouw naar het gebouw waar de activiteit plaatsvindt en niet naar de bouwactiviteit zelf (want dat kan niet, omdat het wijzigen van een draagconstructie op zichzelf niet een bouwwerk is en niet is te toetsen aan de regels). Dit betekent dat in mijn voorbeeld gekeken wordt naar het woonhuis (c.q. gebouw met een dak), waar de bouwactiviteit betrekking op heeft. Dan heeft de toets of het vergunningplichtig is onder sub a, b, c, d en e onder dit artikel betrekking op het woonhuis waar de activiteit plaatsvindt. Als een woonhuis dan hoger is dan 5 meter, dan is de interne verbouwing vergunningplichtig.
Vraagstellers zijn voorzien van een reactie. In deze bijdrage ga ik die beantwoording breder delen, zodat iedereen zijn of haar voordeel ermee kan doen.
De gestelde vragen zijn mij niet vreemd. In bijna elke cursus of training worden soortgelijke vragen gesteld. Een “denkfout” - met alle respect - die velen maken is dat er een relatie wordt gelegd met de hoogte van het bouwwerk of gebouw waarin of waaraan de bouwactiviteit plaatsvindt. Maar dat is niet zo. Nergens in de wet, definitie of memorie van toelichting staat dat de hoogte van het (hoofdgebouw), waarin of waaraan de bouwactiviteit plaatsvindt, relevant is voor de aanwijzing voor de vergunningplicht voor de bouwactiviteit (technisch). Dat zou wat zijn zeg? Bij elke woning of ander gebouw dat hoger is dan 5 meter zou nooit vergunningvrije bouwactiviteiten kunnen worden gerealiseerd.
Als voorbeeld neem ik mijn huis dat ca. 11 meter hoog is. Dat zou betekenen dat bijvoorbeeld een nieuwe aanbouw met een hoogte van 3,5 meter, of het veranderen van een gevelaanzicht, of het aanbrengen van zonnepanelen of een interne wijziging van de draagconstructie altijd vergunningplichtig is voor de technische bouwactiviteit. Enkel en alleen omdat ik een hoog huis heb. Een buurman die verderop in de straat zou met z'n grondgebonden bungalow, met een bouwhoogte van 4 meter, de voorgenoemde bouwactiviteiten wel zonder vergunning realiseren. Dat is best een vreemde redenering toch?
Bouwactiviteit in de Omgevingswet
Om de materie beter te kunnen begrijpen neem ik jullie mee naar de definities. Volgens de Omgevingswet wordt in artikel 1.1 lid 1 voor de begripsbepalingen bij deze wet verwezen naar de ‘bijlage’. In de bijlage is het begrip ‘bouwactiviteit’ opgenomen:
bouwactiviteit: activiteit inhoudende het bouwen van een bouwwerk;
Het begrip ‘bouwactiviteit’ heeft twee andere begrippen in zich, namelijk ‘bouwen’ en ‘bouwwerk’ met de volgende betekenis:
bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;
bouwwerk: constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerk gebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart;
Praktisch gezien is een ‘bouwactiviteit’ :
Het vergroten van een woning;
Het plaatsen van een vlaggenmast;
Het (intern) veranderen van twee hotelkamer naar één grotere kamer;
Het vergroten van een enkele naar een dubbel schommel;
Het neerzetten van een tijdelijke woonunit;
Het oprichten van een nieuwe supermarkt;
Het slopen van een dragende wand, waardoor in het gebouw (bouwwerk) een verandering (bouwen) plaatsvindt;
Het vernieuwen van buitengevels en het vervangen van dakpannen.
Bovenstaande opsommingen zijn dus allemaal voorbeelden van 'bouwactiviteiten' volgens de definitie van de Omgevingswet.
Bouwactiviteit in het Bbl
Een ‘bouwactiviteit’ is vervolgens in het Bbl verdeeld over twee categorieën, namelijk een ‘bouwactiviteit: bouwwerk met dak’ (artikel 2.25) en ‘bouwactiviteit: bouwwerk zonder een dak’ (artikel 2.26).
De toelichting op artikel 2.25 Bbl is duidelijk. Er is namelijk aansluiting gezocht bij het oude recht. Hier later meer over. In de toelichting van het Bbl zijn voorbeelden van ‘bouwactiviteit: bouwwerken met dak’ te lezen, zoals een aanbouw bij een bestaande woning, het plaatsen van een schuur bij een boerderij, een overdekte fietsenschuur bij een school, maar ook om het bouwen van een honden- of konijnenhok.
Nergens in het artikel 2.25 Bbl wordt een ‘voorwaarde’ gesteld met betrekking tot een draagconstructie of constructieve ingreep in relatie tot vergunningplicht. En dat is niet vreemd, omdat de regels voor het vergunningvrij bouwen zo zijn bedoeld dat alle bouwwerkzaamheden die samenhangen met het vergunningvrije activiteit ook vergunningvrij zijn. Dat geldt dus ook eventueel samenhangende constructieve ingrepen.
Deze lijn is trouwens overgenomen uit de voorgaande regeling. Ook in de voorschriften in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) werd bij bijbehorende bouwwerken (artikel 2 onderdeel 3 en artikel 3 onderdeel 1) niet gesproken over constructieve ingrepen. Toch zijn er afgelopen 13 jaar veel vergunningvrije aan- en uitbouwen zonder omgevingsvergunning gerealiseerd. Ongeacht de constructieve ingrepen die veelal samenhingen van die bouwwerkzaamheden. Ook de helpdeskvraag heeft daar al eens over geschreven.
In de toelichting op de oorspronkelijke regels voor het vergunningvrij bouwen in de Woningwet wordt daar nader op ingegaan. De toelichting op het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunnningplichtige bouwwerken, Bblb (Staatsblad 2002, 410) is te lezen:
"... zullen ingrepen als bedoeld in de onderdelen a en d van artikel 2 (= het bouwen van een aan of uitbouw en het plaatsen van een dakkapel) veelal gepaard gaan met bouwkundige veranderingen van de gevel waaraan respectievelijk het dakvlak waarop zo'n type bouwwerk wordt gerealiseerd. Dergelijke bouwkundige veranderingen behoren ook tot de in die onderdelen bedoelde bouwvergunningsvrije ingreep, zodat in die gevallen ook geen bouwvergunning is vereist voor die bouwkundige veranderingen op zich. Bij het bouwen van een bouwvergunningsvrije aan- of uitbouw is het dus ook toegestaan om ter hoogte van de aan- of uitbouw een opening (veelal een constructieve ingreep) in de bestaande gevel te realiseren."
Het wijzigen van de draagconstructie in combinatie met een vergunningvrije aan- of uitbouw was in voorgaande regelingen (Woningwet, Bblb en Wabo, bijlage II Bor) dus ook nooit vergunningplichtig. Dat gegeven is als gevolg van de Omgevingswet / Bbl niet gewijzigd.
Wijziging draagconstructie
Voor het wijzigen van de draagconstructie als ‘bouwactiviteit’ moeten wij dus niet in artikel 2.25 zijn, maar in artikel 2.26 Bbl. Een (inpandige) wijziging in de draagconstructie waarbij (gedeeltelijk) een draagmuur in een gebouw wordt gesloopt, betekent vanuit de vorenstaande definitieleer, dat er sprake is van een ‘bouwactiviteit’. Er vindt immers een verandering (lees: bouwen) van een bestaand gebouw (lees: bouwwerk) plaats. Deze ‘bouwactiviteit’ heeft op zichzelf bezien ‘geen dak’. Dus is er sprake van een ‘bouwactiviteit: bouwwerk zonder dak’ en is artikel 2.26 Bbl van toepassing voor de aanwijzing omgevingsvergunning voor de inpandige wijzigingen van de draagconstructie.
De hoogte de ‘bouwactiviteit’ is in de huidige regeling relevant voor de vergunningplicht (hoger dan 5 meter of ondergronds gelegen), volgend uit artikel 2.26 lid 1 onder a. of b. Een wijziging van de draagconstructie is (nu nog*) vergunningvrij als deze bovengronds en lager dan 5 meter is gelegen. Houd bij de bepaling van de hoogte rekening met de meetvoorschriften volgens artikel 2.23 Bbl.
*) Opgemerkt wordt dat bij de eerstvolgende wijziging van het Bbl - waarschijnlijk 1 januari 2025 - artikel 2.26 lid 1 wordt aangevuld met een nieuw onderdeel c. Het nieuwe onderdeel c van artikel herstelt een versoepeling van de regels die onbedoeld is ontstaan bij de omzetting van de regels uit bijlage II Bor naar het Bbl. Als een bouwactiviteit inhoudt het plaatsen van een nieuwe brandscheiding (indeling brandcompartiment of (beschermd) subbrandcompartiment) of het maken van een doorgang in een dragende binnenmuur, dan volgt uit de toevoeging dat een dergelijke activiteit ook bij bouwwerken lager dan 5 meter vergunningplichtig voor de bouwactiviteit (technisch) is.