Demissionair minister Hugo de Jonge is niet van plan om de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) uit te stellen. Dat schrijft hij maandag in een brief aan de Eerste Kamer. Initiatiefnemers hebben volgens hem “voldoende tijd om een kwaliteitsborger te zoeken”. Een mogelijk tekort aan kwaliteitsborgers was één van de redenen voor de Eerste Kamer om tot uitstel te verzoeken.
“Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor het stelsel van de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen én met nadrukkelijk oog voor de uitvoering, kom ik tot de conclusie dat het verstandig is om vast te houden aan de gelijktijdige inwerkingtreding van beide wetten”, schrijft De Jonge in zijn brief.
Daarbij onderschrijft hij dat er bij de start van het nieuwe borgingsstelsel voldoende mensen moeten zijn die de gevraagde kwaliteitsborging uit kunnen voeren, “binnen de woningbouwopgave en tegen redelijke kosten.”
Zorgen over een tekort aan kwaliteitsborgers waren op 11 juli reden voor de Eerste Kamer om een motie met verzoek tot uitstel aan te nemen. Doordat er “mogelijk te weinig kwaliteitsborgers zijn om na 1 januari 2024 consumenten en andere opdrachtgevers bij nieuw- en verbouw te helpen”, zou vertraging in de bouw kunnen optreden en zouden kosten voor consumenten “ongewenst hoog” kunnen worden. Dat stelden indieners Ferd Crone (GroenLinks-PvdA) en Eric Kemperman (BBB) in de motie.
Van een daadwerkelijk tekort zal volgens De Jonge echter geen sprake zijn. Juist helderheid over de inwerkingtreding zorgt daarvoor, aldus de demissionair minister. “Door de ruime aanlooptijd tot 1 januari weten initiatiefnemers of hun project onder de nieuwe wet zal worden uitgevoerd en hebben zij voldoende tijd om een kwaliteitsborger te zoeken.”
Overleg met de Vereniging Kwaliteitsborging Nederland (VKBN) en analyse van CBS-cijfers bevestigt dat, stelt De Jonge. Hij verwacht dat in de eerste maanden van 2024 beperkt beroep wordt gedaan op kwaliteitsborgers voor nieuw op te starten trajecten.
Vanaf april/mei 2024 verwacht hij een toename in de capaciteitsbehoefte, doordat projecten met een voorbereidingstijd van drie maanden vanaf dat moment tot uitvoering komen. De vraag naar en het aanbod van kwaliteitsborgers zouden dan met elkaar in balans zijn.
Capaciteitsbehoefte vs. beschikbaarheid. Bron: VKBN
Bij het debat op 11 juli werd ook verzocht om een overgangsperiode waarin initiatiefnemers zowel onder het oude als nieuwe stelsel bouwactiviteiten kunnen indienen. De Jonge acht dit niet wenselijk, schrijft hij.
“In de praktijk leidt dit [een duaal stelsel, red.] tot grote administratieve lastendruk en tot onduidelijkheid voor alle betrokken partijen. Ook de gemeenten achten een dergelijk duaal stelsel niet wenselijk. Immers, dit betekent dat er twee stelsels naast elkaar operationeel zullen moeten zijn en gemeenten werknemers in dienst zullen moeten houden voor het geval aanvragen alsnog op grond van het oude stelsel moeten worden beoordeeld.”
“Daarnaast ontstaat het risico dat initiatiefnemers selectief gaan shoppen bij de gemeente of kwaliteitsborgers op basis van de goedkoopste optie tot het realiseren van hun project.”