Veel gemeenten hebben of maken een omgevingsvisie. Hoe voorkom je dat deze omgevingsvisie in een la belandt? Dat er beleid komt dat niet in de visie is verankerd? Of dat een vergunning in tegenspraak blijkt met de visie? We geven je vijf tips hoe de omgevingsvisie ook in de praktijk werkt als ‘de visie op hoofdlijnen waar iedereen naar handelt’:
Omgevingsvisies beschrijven de ambities op hoofdlijnen die een gemeente heeft. Zorg dat de omgevingsvisie benoemt welk doel je wilt bereiken om die ambitie waar te maken. En welke middelen je daarvoor inzet.
Breng daarnaast de uitgangssituatie in beeld. Met de bestaande situatie goed in beeld, kan je in de gaten houden of een doel ook daadwerkelijk dichterbij komt. De nulsituatie (we noemen dit ook wel 'foto van de leefomgeving’) is daarvoor de basis. De voortgang kan je meten per periode, van één of meerdere jaren. Merk je dat de middelen die je inzet niet helpend zijn? Dan is het tijd voor evaluatie. Dit kan leiden tot een andere koers die je in de eerstkomende aanpassing van de omgevingsvisie verwerkt.
Het is ook goed mogelijk dat je de ambities en doelen in een omgevingsvisie uitwerkt in omgevingsprogramma’s. In dat geval kan je de voortgang toetsen aan de monitoring binnen dit programma of aan het beoogde resultaat van het programma.
Een extra aanrader om werk te maken van ambities in de omgevingsvisie is het opnemen van enkele quick wins. Dat zijn acties die relatief makkelijk uitvoerbaar zijn waar je direct werk van maakt. Goed om te oefenen en overtuigend bewijs dat de omgevingsvisie geen loze letter is.
De omgevingsvisie laat op de hoofdlijnen het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving zien. Maar we weten het: de inkt van de omgevingsvisie is nog niet droog of er komt al een verzoek voor nieuw beleid. Een eerste nuttige vraag is dan; is dat beleid ook echt nodig? Zo ja, kijk dan éérst of het beleid in lijn is met de omgevingsvisie!
Veranderingen in de fysieke leefomgeving vinden heel vaak plaats vanwege initiatieven uit de samenleving. Het is de bedoeling van de Omgevingswet om initiatieven vanuit een ja-mits gedachte te benaderen. Dit maakt dat ook de plannen die niet in het omgevingsplan passen, welkom zijn en worden afgewogen. Die afweging vindt plaats tegen de ambities en doelen die in de omgevingsvisie zijn vastgelegd.
Het is niet wettelijk verplicht, maar wel zeer aan te raden om in de omgevingsvisie te beschrijven hoe je dat afwegen doet. Ons advies is; maak een afwegingskader. Geen juridisch geformuleerd kader zoals in het omgevingsplan, maar een kwalitatief kader. Aan de ene kant een harde ondergrens, aan de andere kant ruimte voor maatwerk. Een kader dat zowel duidelijk als lenig is.
Een goed afwegingskader geeft zowel voor initiatiefnemers als voor de gemeente houvast. Initiatiefnemers weten beter waar de gemeente positief tegenover staat. Voor de gemeente helpt het om consistent en transparant afwegingen te maken aan de omgevingstafel.
Voorbeeld illustratie afwegingskader ontwerp Omgevingsvisie Waadhoeke
De meeste gemeenten werken inmiddels zowel aan de omgevingsvisie als aan hun omgevingsplan. Tussen die twee instrumenten gaapt vaak nog een groot gat. Een omgevingsvisie moet niet alleen de koers uitzetten voor de gemeente als geheel maar ook voor deelgebieden binnen die gemeente. En dan vooral vanuit de vraag of regelgeving voor de gemeente als geheel en voor deze specifieke gebieden ook liberaler of strakker moet worden afgesteld. Als dat goed is neergezet geeft de omgevingsvisie een mooie basis voor het opstellen van het omgevingsplan.
Het is belangrijk dat je de omgevingsvisie actueel houdt. Het is geen statisch document, maar een dynamisch instrument. Wijs daarom iemand in de gemeentelijke organisatie aan, die zorgt dat de omgevingsvisie gebruikt wordt en up tot date blijft. Die persoon moet over veel talenten beschikken: de ‘hoeder’ van de omgevingsvisie is ambassadeur, hovenier en innovator tegelijk.