In de rubriek ‘Vraag het de jurist’ buigen juristen van de VNG zich over vragen rond toezicht en handhaving die leven bij gemeenten. Sabine van den Hoek, als jurist verbonden aan het team Naleving Kinderopvang en VE, beantwoordt in deze editie de vraag: hoe werkt het verlengen of opschorten van de beslistermijn bij beschikkingen?

In artikel 4:13, lid 1 van de Awb (Algemene wet bestuursrecht) staat dat een beschikking binnen de wettelijke beslistermijn moet worden gegeven. Als er géén wettelijke beslistermijn is, moet het besluit worden genomen binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
Maar wat nu als het door omstandigheden niet lukt om binnen zo’n termijn een besluit te nemen? We leggen uit welke mogelijkheden er zijn voor het verlengen of opschorten van de beslistermijn.
Om goed uit te leggen hoe verlengen werkt, is het belangrijk eerst te weten of het gaat om:
een wettelijk bepaalde beslistermijn, of
een redelijke beslistermijn (dus zonder wettelijk bepaalde beslistermijn).
We behandelen beide situaties apart. We maken daarbij gebruik van verschillende beschikkingen rondom toezicht en handhaving kinderopvang.
Wat staat er in de wet?
Als er sprake is van een wettelijk bepaalde beslistermijn, zoals bij de aanvraag tot exploitatie van een kinderopvang (10 weken), dan moet u voor de vraag of die termijn verlengd mag worden, kijken in artikel 4:14 lid 1 Awb.
In dit artikel staat niet expliciet of een wettelijke beslistermijn kan worden verlengd. Uit de toelichting bij de wet (de Memorie van Toelichting bij de eerste evaluatiewet Awb, Kamerstukken 1998/99, 26523, nr. 3 pagina 4-5) blijkt dat artikel 4:14 lid 1 Awb alleen geldt voor beslistermijnen die niet wettelijk zijn vastgelegd. Met andere woorden: wanneer er een wettelijke beslistermijn is bepaald, kan die termijn niet worden verlengd op grond van dit artikel.
In diezelfde toelichting staat ook dat een aanvrager na het verstrijken van de wettelijke termijn bezwaar of beroep kan instellen, zodra het bestuursorgaan te laat is met het nemen van een besluit (artikel 6:12, tweede lid, Awb).
Wat betekent dit in de praktijk?
Als u de wettelijke beslistermijn van 10 weken bij een aanvraag voor exploitatie van een kinderopvang niet haalt dan moet u de houder hiervan in kennisstellen. Daarbij geeft u aan binnen welke termijn het besluit wel wordt genomen. Let op:
Deze in kennisstelling heeft niet de status van een verlenging van de termijn;
De aanvrager kan het college na 10 weken (ook met kennisgeving dat het later wordt) ‘gewoon’ in gebreke stellen en vervolgens juridische stappen ondernemen.
Deze kennisgeving is niet mogelijk bij besluiten, waarbij het bestuursorgaan na afloop van de wettelijke beslistermijn niet meer bevoegd is om nog een besluit te nemen. Dit is bijvoorbeeld van toepassing als de Lex Silencio Positivo geldt. Lex Silencio Positivo betekent dat een vergunning automatisch wordt verleend als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag. De vergunning wordt dan geacht ‘van rechtswege’ of ‘stilzwijgend’ te zijn verleend, ook wel een ‘positieve fictieve beschikking’ genoemd. Voor kinderopvang is dat niet aan de orde.
Wat staat er in de wet?
Van een redelijke termijn is bijvoorbeeld sprake bij een wijzigingsverzoek kinderopvang. Volgens art 4:13 lid 2 Awb is de redelijke termijn maximaal 8 weken. In artikel 4:14 lid 3 Awb wordt het gevolg van het niet halen van deze termijn bepaald.
De vraag over het verlengen van deze termijn moet ook gevonden worden in de toelichting bij de wet (Memorie van Toelichtging bij de eerste evaluatiewet Awb, Kamerstukken II 1998/99, 26523, nr. 3 pagina 4-5). Hieruit blijkt dat artikel 4:14 bestuursorganen de mogelijkheid biedt om een redelijke beslistermijn te verlengen, mits dit tijdig en gemotiveerd gebeurt. Anders dan bij wettelijke beslistermijnen, kan de redelijke termijn dus wel worden verlengd.
De wetgever benadrukt daarbij dat bestuursorganen zich in principe moeten inspannen om binnen de oorspronkelijke 8 weken te beslissen en dat verlenging alleen in uitzonderingsgevallen moet plaatsvinden.
Wat betekent dit in de praktijk?
Als u de redelijke termijn van 8 weken voor een wijziging, niet haalt dan kunt u die verlengen. De kennisgeving op grond van artikel 4:14 lid 3 Awb heeft tot gevolg dat de beslistermijn wordt verlengd. Let op:
De verlenging moet gebeuren vóórdat de redelijke termijn is verstreken;
De nieuwe termijn moet een redelijke en concrete termijn zijn. De termijn mag daarom niet afhankelijk zijn van een voorwaarde of gebeurtenis;
Als de situatie het rechtvaardigt, kan er meerdere keren verlengd worden. Hiervoor moet wel altijd een rechtvaardiging gevonden worden. Dat wordt steeds moeilijker. De termijn moet altijd redelijk blijven en mag de belanghebbende niet onevenredig schaden in zijn/haar belangen.
Opschorten (artikel 4:15 Awb) heeft een heel ander doel en gevolg dan verlengen. Opschorten betekent dat de beslistermijn tijdelijk ‘stil’ wordt gezet. Meestal omdat er nog informatie ontbreekt om een besluit te nemen. Het bestuursorgaan hoeft dan nog niet te beslissen, zolang de aanvraag onvolledig is. Opschorting mag alleen in de gevallen die in artikel 4:15 Awb zijn genoemd. Na het opschorten loopt de resterende beslistermijn verder door.
In de praktijk ziet dat er als volgt uit: een beslistermijn is 10 weken. Na 1 week wordt de beslistermijn opgeschort, omdat er nog verplichte stukken ontbreken. Deze opschorting duurt totdat aanvraag aangevuld is of de gegeven termijn voor aanvulling is verstreken. Na 1,5 weken is aanvulling ontvangen. Vanaf dat moment gaan de resterende 9 weken van de beslistermijn verder lopen.
