'Wees dapper en voer de Wet kwaliteitsborging in!' is het advies aan de senaat van ing. Gert-Jan van Leeuwen. Volgens hem is het onbetamelijk dat de Eerste Kamer de invoeringsdatum opnieuw ter discussie stelt. Hij beargumenteert waarom het goed is om door te gaan met de Wkb, ook al zal niet alles direct op rolletjes lopen. Van Leeuwen was tot voor kort werkzaam was als kwartiermaker, adviseur en docent. Hij droeg bij aan aan de voorbereiding van het stelsel van kwaliteitsborging en is auteur van Handboek kwaliteitsborging voor het bouwen.
Los van de kabinetscrisis intensiveerde dezer dagen de toch al ‘innige’ correspondentie tussen de Eerste Kamer en demissionair minister De Jonge over de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging van het bouwen (Wkb).
De minister gaf, na overleg met de senaat in maart per Koninklijk Besluit van 22 maart en respectievelijk 7 april 2023 aan, dat de Wkb en toebehoren tegelijk met de Omgevingswet in werking treden per 1 januari 2024.
Al langere tijd bestoken Kamer en minister elkaar met in wezen steeds dezelfde vragen en ook vrijwel dezelfde antwoorden. De vragen van 6 juli tonen daarnaast qua schrijfstijl en inhoud dat de senaat recent ingrijpend van samenstelling is veranderd.
Dat nieuwe senatoren andere vragen stellen die bij een gepasseerd station horen, kan in de beantwoording ook worden gebruikt om nog eens het doel van de Wkb te verduidelijken.
Dat doet de minister – bijna empathisch – ook in zijn 22 kantjes tellende antwoord van 7 juli: verbetering van de bouwkwaliteit “….door het werk van de kwaliteitsborger” zegt hij. Maar die is alleen de controleur om te borgen dat bouwers tenminste de prestaties leveren, die de wet voorschrijft. Betere bouwkwaliteit krijg je door robuuster te ontwerpen en te bouwen.
Als de vrije hoogte tenminste 260 centimeter moet zijn en enige doorbuiging van vloeren niet te voorkomen is, moet je ontwerpen op bijvoorbeeld 263 centimeter en je daar in de uitvoering ook aan houden.
De kwaliteitsborger moet het ontwerp robuust toetsen: grondig om de risico’s te onderkennen en vaststellen of het bouwplan niet zodanige afwijkingen van de regels bevat, dat deze ‘het afgeven van de verklaring in de weg staan’ (art.3.86 1e lid Bkl). De uitvoeringscontrole gebeurt risicogestuurd: hoe hoger het risico, des te overtuigender moeten de beheersmaatregelen zijn van de ontwerper, de bouwer en de kwaliteitsborger zelf.
Twijfelt het bevoegd gezag of een risicobeoordeling en de toepassing daarvan adequaat zijn, dan is dat zoals toenmalig minister Plasterk in februari 2017 zei, voorafgaand aan de stemming in de Tweede Kamer, informatie die “… gemeenten kunnen gebruiken in het kader van de handhavende taak die zij hebben …”.
Met andere woorden: als je als gemeente vindt dat de risicobeoordeling niet deugt, kun je zelf checken of de regels in hoofdstuk 4 of 5 Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) in acht genomen worden.
De verklaring bij gereedmelding “dat er gerechtvaardigd vertrouwen is” dat het bouwwerk voldoet aan de regels, sluit niet uit dat er bij lage risico’s toch afwijkingen kunnen zijn. Wat je niet weet kun je niet rapporteren.
Daarom is één zin uit de brief van de minister iets te absoluut: “… een verklaring wil zeggen dat er aan alle regels wordt voldaan.” Risicogestuurd werken vraagt om het stellen van prioriteiten en dat is iets anders dan volledigheid beschouwen als het hoogste goed. De impact van lage risico’s bij gevolgklasse 1 is overigens beperkt.
De kwaliteitsborger controleert de kwaliteit die geleverd is en rapporteert wat daar eventueel aan schort. Constateert hij afwijkingen dan informeert hij de bouwpartijen. Als die niet reageren staat dat het afgeven van een verklaring in de weg en is hij wettelijk verplicht ook het bevoegd gezag te informeren.
Die melding moet zodanig worden onderbouwd, dat de gemeente meteen kan reageren door een gebruiksverbod in het vooruitzicht te stellen. Art.2.20 Bbl biedt de gelegenheid zo nodig extra gegevens op te vragen. Robuust handhaven dus!
Het slot van de brief gaat in op de vraag of uitstel van de invoering mogelijk is. De minister legt de wetgevingstechnische bezwaren uit, die vooral te maken hebben met de ontvlechting van Wkb en Omgevingswet, die daarvoor nodig zou zijn.
Hij wijst er ook op, dat sinds de vaststelling van de invoeringsdatum ook het meer afwachtende deel van de bouwsector en gemeenten aan het werk is gegaan om zich voor te bereiden. Dat is nodig om bijvoorbeeld concreet te zorgen voor voldoende capaciteit aan de kant van de kwaliteitsborgers, een belangrijke voorwaarde voor de senaat.
Het is ronduit onbetamelijk om ruim drie maanden na die KB’s de invoeringsdatum opnieuw ter discussie te stellen. Dat je van bedrijven niet kunt verwachten dat ze extra personeel aannemen voor dit werk zolang de wettelijke grondslag onzeker is, lijkt niet door te dringen tot sommige leden van de Eerste Kamer.
Dat het nieuwe stelsel in het begin niet vlekkeloos zal functioneren is voorspelbaar, maar ook het huidige stelsel kent z’n manco’s. Al jaren geleden (2017-2019) koos het parlement ervoor om niet die manco’s te repareren maar ermee akkoord te gaan het stelsel te vervangen. Wees dan ook consequent en dapper en voer het in.
Update 11 september 2023: Minister Hugo de Jonge heeft bekendgemaakt dat het publiekrechtelijke deel van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) per 1 januari 2024 alleen voor nieuwbouw gaat gelden, en pas zes maanden later voor verbouwingen.