De Eerste Kamer heeft geen vertrouwen in een verantwoorde invoering van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Maar in het werkveld wordt die mening niet unaniem gedeeld, zegt Daniëlle van den Berg, strategisch adviseur bij BVNG. Zij komt als gedetacheerde bij veel gemeenten over de vloer om hen te helpen met de implementatie. “Het lijkt alsof iedereen denkt dat alles perfect moet zijn als je de Omgevingswet invoert. Als je zo denkt, komt het goede moment voor invoering er nooit.”
“Ik geloof echt in de bedoeling van de Omgevingswet”, zegt Daniëlle van den Berg, strategisch adviseur bij detacheringsbureau BVNG. “Maar ik wil de problemen die er zijn ook niet bagatelliseren.”
“De Omgevingswet is voor veel gemeenten een lange tijd een soort ver-van-je-bed-show geweest, doordat hij steeds werd uitgesteld. Nu staat de invoeringsdatum van 1 januari 2024 er echt, en is er bij de gemeenten het besef dat het echt gaat gebeuren. We zien dus een omslag van ‘het zal mijn tijd wel duren’ naar ‘we moeten nu echt zorgen dat we met de Omgevingswet kunnen werken’.”
Gemeenten gaan dus eigenlijk steeds pas op het laatste moment hard hollen?
“Zo zou ik het niet formuleren. Op een enkeling na zijn alle gemeenten een paar jaar geleden al begonnen met het voorbereiden. Maar door het steeds uitstellen kwam er onzekerheid, en dan is het logisch dat je gas terugneemt. Dat wil niet zeggen dat gemeenten de afgelopen jaren niks deden. Het tempo wordt nu alleen opgeschroefd.
Niet alles hoeft ook op 1 januari klaar te zijn. Neem de Omgevingsvisie. Er zijn gemeenten die die al af hebben, andere moeten nog beginnen. Dat is niet erg, want ze hebben tot 1 januari 2027 om die visie af te ronden. Het zelfde geldt voor Omgevingsplannen. Die moeten op 1 januari 2032 af zijn. Gemeenten hebben dus nog veel tijd.”
Nu we zien dat gemeenten laat uit de startblokken komen bij de dingen die wél op 1 januari 2024 af moeten zijn, is er dan ook geen risico dat ze te laat beginnen met de Omgevingsplannen en Omgevingsvisies?
“Nee. De Omgevingswet vraag een andere manier van werken en regels maken dan het huidige wetgevingsstelsel. De taal in het Omgevingsplan is heel anders dan in het bestemmingsplan. Die omslag kan een gemeente simpelweg niet uitstellen tot het laatste moment. Als er na 1 januari 2024 een initiatief binnenkomt en het Omgevingsplan nog niet af is, moet de gemeente die als Buitenplanse Omgevingsplanaciviteit (Bopa) of wijziging van het omgevingsplan behandelen. Zo wordt de gemeente van begin af aan gedwongen om met de nieuwe regels en taal te werken.”
In de Eerste Kamer zijn er vooral zorgen over fouten in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), over de toegankelijkheid van dat DSO voor burgers, en over extra uren en geld die de implementatie van de Omgevingswet gemeenten kost. Zijn dat de problemen die je in het veld ook tegenkomt?
“De problemen die je noemt zijn van verschillende ordes. In mijn beleving kan je helemaal niet verwachten dat het DSO nu al volledig naar behoren werkt. Daar is het een te grote transitie voor. We gaan van een hele berg gescheiden systemen naar één digitaal loket, waarin alle regels van verschillende overheidslagen gekoppeld zijn. Die moeten op één kaart komen. Dat het aan het begin niet helemaal werkt, kan en mag je niet verwachten. Het is een illusie dat bij zo’n grote transitie alles van het begin af aan smooth verloopt en dat er geen kinderziektes in zitten.
Dan de toegankelijkheid. De taal die nu wordt gebruikt bij vergunningsaanvragen in het DSO is juridisch. Dat is in het huidige stelsel ook zo. In principe zou een aanvraag doen en initiatieven aandragen makkelijker moeten worden doordat burgers en bedrijven door het centrale loket niet naar zes verschillende overheidswebsites hoeven. Daar zijn we nog niet. Er wordt nu zoveel informatie gepresenteerd dat het onoverzichtelijk wordt. Maar ik weet zeker dat dit de komende jaren stukken gaat verbeteren.
Als laatste de capaciteitstekorten. Die zien we overal, ook bij gemeenten, ook in het ruimtelijk domein. De overstap naar de Omgevingswet is een enorme transitie die veel vraagt van mensen. Ongeacht of een gemeente vijf jaar of een paar maanden geleden begon met de voorbereiding, is het zo druk dat het lastig is om de tijd en ruimte vrij te maken voor het opdoen van kennis en kunde.
Gelukkig helpen regionale samenwerkingen hierbij. Gemeenten werken zelf samen in regioverbanden, en de VNG ondersteunt met Regionale implementatiecoaches Omgevingswet (RIO). Er wordt heel veel informatie gedeeld tussen de programmamanagers van de gemeenten en de RIO’s. Over wat er speelt, wie waar aan moet werken, en wat er samen kan worden georganiseerd.”
In het DSO mislukten het afgelopen jaar de helft van alle publicaties, bleek uit data van het Kadaster en het Kennis- en Exploitatiecentrum voor Officiële Overheidspublicaties. Kan je dat nog kinderziektes noemen?
“Natuurlijk gaan er dingen niet goed. Maar wat je ziet: het zijn andere instanties dan gemeenten, die wijzen op dat het niet goed werkt. Er wordt nu samen met de gemeenten een laatste Indringend Ketentest (IKT) gedaan, om te kijken of vergunningaanvragen in het DSO goed functioneren. Het beeld dat we nu hebben, is dat de belangrijkste problemen opgelost zijn en dat het systeem in principe goed functioneert. Dat is waar het uiteindelijk om draait. De werkvloer, daar waar het uiteindelijk gebeurt, dat zijn de gemeenten.
Bij het invoeren van omgevingsplannen in het DSO zijn nog wel veel hiccups. Veel gemeenten gaan de komende tijd dus nog gebruikmaken van de TAM IMRO. Dat is niet erg, want de omgevingsplannen hoeven niet binnenkort af te zijn. Het belangrijkste voor nu zijn de vergunningaanvragen, en die gaan in de testomgeving nu al best wel goed.”
Je noemde de ondersteuning van de VNG bij het voorbereiden. We horen regelmatig kritische geluiden dat de koepel te veel achter BZK aanloopt en een te rooskleurig beeld van de stand van zaken presenteert.
“De VNG vertegenwoordigt alle gemeenten in Nederland. Alle grote en alle kleintjes. In die context vind ik dat je niet kan zeggen dat de VNG de gemeentebelangen niet goed vertegenwoordigt.”
Dus de oproep van de VNG om niet uit te stellen onderschrijf je?
“De laatste twee ministers voor Hugo de Jonge zeiden: we moeten het nog niet doen. Maar nu weer uitstellen lost niks op. Het lijkt alsof iedereen denkt dat alles perfect moet zijn als je de Omgevingswet invoert. Maar dat is een utopie. Als je zo denkt, komt het goede moment voor invoering er nooit.
De maatschappij heeft behoefte aan de Omgevingswet. Bestemmingsplannen worden nu gemaakt voor een periode van tien jaar. Terwijl maatschappelijke ontwikkelingen elkaar zo snel opvolgen dat een bestemmingsplan al achterhaald is voordat de inkt droog is. Er komen meteen initiatieven en vergunningaanvragen binnen die niet binnen het bestemmingsplan passen. We hebben dus plannen nodig die snel kunnen worden aangepast aan de maatschappelijke context, zodat er in de omgevingsvisie en omgevingsplanregels ruimte is voor nieuwe initiatieven en nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen waar eerder niet aan gedacht is. Dan hoef je niet voor elke afwijking naar de raad te stappen. De Omgevingswet biedt dat.
Het tweede is: de huidige systematiek is gebouwd op wat er allemaal niet mag. De Omgevingswet draait dat om en gaat uit van wat er juist wel kan. ‘Nee, tenzij’ wordt ‘ja, mits’. Het is een heel ander gedachtegoed waarmee burgers veel meer betrokken raken. Dat past veel beter bij de veranderende samenleving.
Het is wel een omslag in een systeem dat in de laatste 75 jaar amper veranderd is. Dat vergt tijd en aanpassingsvermogen. We moeten inwoners daar dus in meenemen. Laat aan hen zien dat de Omgevingswet uiteindelijk iets oplevert waar iedereen van profiteert, ondanks al het technische gedoe met het DSO.”
Zit daar niet juist een risico in? Dat we straks naar buiten treden met een onaf systeem waardoor frustraties de mooie beloftes aan burgers overschaduwen, waardoor het vertrouwen in de Omgevingswet juist ondermijnd wordt?
“Natuurlijk kunnen mensen gefrustreerd raken door het systeem. Daarom moet je inwoners meenemen in dat ‘ja, mits’ principe. Begeleid hen bij het waar nodig aanpassen van hun initiatieven. Dan voer je een positief gesprek.
Ik wil benadrukken dat je het functioneren van het DSO echt los moet zien van de geest van de Omgevingswet. Het doel van de wet wordt nu steeds gekoppeld aan dat DSO. Dat is niet eerlijk, want het gaat om veel meer en er gebeuren veel meer dingen dan het inrichten van het DSO. De Omgevingswet gaat burgers echt veel meer houvast bieden en hen helpen bij het realiseren van hun eigen ideeën.”