In 2022 schreef ik een blog over vergunningvrije laadpalen. Deze zijn geschreven onder het regime van de Wabo. In deze blog vertel ik of het regime onder de Omgevingswet wijzigt. (Spoiler alert! Het antwoord is nee.)
Op dit moment is het plaatsen van laadpalen vergunningvrij, zowel voor de activiteit bouwen (artikel 2.1 lid 1 sub a Wabo) als de activiteit gebruiken (artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo), omdat dat in artikel 2.18 sub b bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor) zo is bepaald. Ook de trafo is (mits deze binnen de afmetingen van 2.18 sub a bijlage II Bor blijft) vergunningvrij.
Voor zover bekend is er tot nu toe drie keer geprocedeerd over de vraag of een bepaalde uitvoering van een laadplein in een concrete situatie, vergunningvrij is of niet.
In de casus Breda was sprake van een laadplein op het parkeerterrein bij een Van de Valk. In een handhavingszaak is geoordeeld dat het plaatsen van laadpalen niet vergunningvrij was. In die casus is volgens de rechtbank Zeeland-West Brabant met name de omvang van het totaal aan afzonderlijk vergunningvrije bouwwerken niet een te grote planologische impact heeft, om nog als vergunningvrij aan te merken. Tegen deze uitspraak loopt hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.[1]
In de casus Nijmegen is ook in een handhavingskwestie, in een schorsingsprocedure, geoordeeld dat het plaatsen van laadpalen bij een parkeerterrein vergunningvrij is. Het aanleggen van een parkeerterrein was toegestaan op grond van het bestemmingsplan[2]. De voorzieningenrechter heeft anders dan de rechtbank Zeeland-West Brabant geoordeeld dat de omvang van de voorziening niet relevant is.
Dezelfde casus is opnieuw bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland terecht gekomen in een ongepubliceerde uitspraak (zaaknummer ARN 23/3298). De voorzieningenrechter overweegt opnieuw dat de omvang van de voorziening niet relevant is:
[…] kan uit deze [artikel 2.18 sub b bijlage II Bor] niet worden afgeleid dat de totale omvang van de aan te brengen voorzieningen bepalend is voor de vraag of bouwwerken onder de werking van dit artikel vallen. […] Dit volgt niet uit de tekst van deze bepaling, er zijn in deze bepaling immers geen afmetingen opgenomen waaraan moet worden voldaan. Daarbij ligt het gelet op het feit dat de wetgever ervoor heeft gekozen voorzieningen voor het laden van accu’s vergunningvrij te maken voor zowel bouwen als gebruik niet voor de hand om de ruimtelijke impact van de activiteit mee te wegen. […] Daar komt bij dat uit de bepaling zelf al beperkingen voortvloeien. Er moet sprake zijn van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en deze moeten worden geplaatst ten behoeve van het opladen van accu’s van voertuigen. Het gebruik van de woorden ‘ten behoeve van’ impliceert dat het op de betreffende locatie mogelijk en toegestaan is om voertuigen op te laden. Op locaties waar geen voertuigen kunnen of mogen komen, kunnen voorzieningen ook niet tot doel hebben voertuigen op te laden. Dan kunnen deze voorzieningen ook niet omgevingsvergunningvrij worden geplaatst.
De voorzieningenrechter toetst opnieuw of het parkeren van voertuigen zelf past binnen het bestemmingsplan. Dat is in deze casus het geval. Op grond daarvan is de eindconclusie dat de aangebrachte laadvoorzieningen, vergunningvrij zijn.
Onder de Omgevingswet geldt in beginsel hetzelfde kader als onder de Wabo: het is verboden om bepaalde activiteiten te ondernemen (zoals het bouwen of het gebruiken van gronden) zonder omgevingsvergunning (artikel 5.1 lid 1 Omgevingswet). De Omgevingswet knipt de omgevingsvergunning vervolgens op in een vergunning voor de gebruiksactiviteit (het gebruiken van de grond, dat heet dadelijk een “omgevingsplanactiviteit”) en een technische omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit.
In het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), dat in zoverre het Bor opvolgt, komt de laadpaal (“bouwwerk voor het opladen van accu’s van voertuigen”) terug als vergunningvrij bouwwerk, maar nu op twee plaatsen. Dit komt door de knip tussen de technische bouwactiviteit en de omgevingsplanactiviteit.[3],[4]
Op grond van artikel 2.27 lid 2 sub i onder 3 Bbl is de laadpaal vergunningvrij voor de technische bouwactiviteit.[5]
In artikel 2.29 lid p onder 2 sub iii Bbl is de laadpaal uitgezonderd van de vergunningplicht voor de omgevingsplanactiviteit. In dit artikel zijn omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot bouwwerken opgenomen die altijd omgevingsvergunningvrij zijn, ongeacht welke regels verder in het omgevingsplan zijn opgenomen over het bouwen, gebruiken en in stand houden van deze bouwwerken. Als een in dit artikel opgenomen bouwwerk voldoet aan alle daarbij gegeven randvoorwaarden, is hier dus voor zowel de binnenplanse- als buitenplanse omgevingsplan activiteit geen vergunning nodig.[6]
Artikel 2.27 en 2.29 zijn rijksregels. Van deze regels mogen gemeenten in hun omgevingsplan niet afwijken.
Met betrekking tot het vergunningvrij plaatsen van laadpalen verandert het regime enigszins door de knip die in de omgevingsvergunning wordt aangebracht. Beide activiteiten zijn nog steeds vergunningvrij. Materieel heeft de Omgevingswet voor de plaatsing van laadpalen dus geen gevolgen.
[1] Op 21 december 2023 is de uitkomst van die procedure nog niet bekend.
[2] Zie ook, in lijn hiermee: Om van een laadpaal gebruik te maken, is het noodzakelijk dat deze bij een parkeerplek wordt gerealiseerd. Dat voor de bouw van de laadpaal geen omgevingsvergunning is vereist, wil niet zeggen dat voor het gebruik van de grond bij de laadpaal als parkeerplaats, geen omgevingsvergunning is vereist. Wanneer het gebruik van gronden voor parkeren ingevolge het bestemmingsplan niet is toegestaan, zal effectief voor het gebruik van de laadpaal het bestemmingsplan moeten worden aangepast of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan moeten worden verleend. Wij kunnen ons voorstellen dat met name ingeval er grootschalig in de plaatsing van laadpalen wordt voorzien – bijvoorbeeld in de vorm van een zogeheten ‘laadplein’ – het bestemmingsplan niet altijd toereikend zal zijn, tenzij een laadplein op een al bestemd parkeerterrein wordt gerealiseerd. (Afkomstig uit: Op weg naar nul: juridische vragen rondom de transitie naar emissievrij vervoer, VMA 2022, pagina 104)
[3] Aanvankelijk was artikel 2 bijlage II Bor grotendeels overgenomen in artikel 2.15d en f van het Bbl, zie pagina 306 van Stb 2020, 400.
[4] Zie Stb 2020, 400, pagina 1032 en pagina 1034: Het grootste deel van deze in artikel 2 van genoemde bijlage aangewezen bouwwerken wordt in het Besluit bouwwerken leefomgeving voor zowel de technische vergunningplicht (artikel5.1, tweede lid, onder a, Omgevingswet) als de ruimtelijke vergunningplicht (artikel5.1, eerste lid, onder a, Omgevingswet), als vergunningvrij aangewezen.
[5] De artikelen 2.15d en f zijn gewijzigd / vernummerd bij besluit van 4 april 2022, houdende wijziging van het Bouwbesluit 2012, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Omgevingsbesluit in verband met de invoering van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor het bouwen (Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen), Stb. 2022, 145.
[6] Zie Stb 2020, 400, pagina 1518.