Naar aanleiding van de tweede geheel herziene editie van het Handboek kwaliteitsborging voor het bouwen publiceerde Cobouw op 1 december 2022 een interview waarin ik mij kritisch uitliet over de brief die Minister De Jonge op 15 november naar de Kamers stuurde. Hij kondigde daarin aan dat de Wkb voor verbouwactiviteiten een halfjaar later zou worden ingevoerd dan voor de rest van gevolgklasse 1 (GK1). En dat de inwerkingtreding van fase 2 van de Wkb 5 jaar na invoering fase 1 zal zijn. Inmiddels weten we dat de Omgevingswet en 1e fase Wkb op 1 januari 2024 in werking treden, tenzij de Eerste Kamer zich daartegen zou verzetten.
Mijn kritiek luidde: “Extra uitstel voor verbouw lost het probleem van te hoge kosten voor kleine bouwwerken niet op.” De minister presenteerde dit uitstel in als een ‘terugvaloptie’ voor het geval er bij inwerkingtreding van de Wkb te weinig kwaliteitsborgers beschikbaar zouden zijn voor alle bouwactiviteiten in GK1. Dat is een vreemde gedachtenkronkel van Kamers en minister. Door van de gevraagde terugvaloptie bij voorbaat te vertalen naar een halfjaar uitstel is er nog steeds geen terugval naar een noodscenario (voor het geval dat…) maar alleen een latere datum voor als het er echt op aankomt. Zoals Peter de Haan op 30-01-23 opperde: “Van de kwaliteitsborgers kan moeilijk worden verwacht dat zij extra personeel aannemen als de inwerkingtredingsdatum onbekend is.” Terecht vervolgt hij: “Met het halfjaar vertraging (ten opzichte van 1 juli 2023; aut.) kan de minister stellen dat de kwaliteitsborgers renovaties direct op 1 januari 2024 beoordelen.’’
Dat De Haan hier spreekt over ‘renovatie’ raakt aan een andere denkfout van Kamers en minister: het probleem zit ‘m niet in verbouw (zoals renovatie) versus nieuwbouw, maar in de omvang en complexiteit van een bouwwerk. Verbouw is niet synoniem aan een klein bouwwerk, net zo min als nieuwbouw per definitie een groot bouwwerk zou zijn. Renovatie van een groot complex eengezinswoningen is een grote klus, die er juist bij gebaat is om meteen via kwaliteitsborging aan te pakken. Nieuwbouw van één tiny house is ‘a little job’, maar heeft qua kosten van de kwaliteitsborging hetzelfde knelpunt als een kleine verbouwing.
Zes maanden latere inwerkingtreding biedt wel mogelijkheden om ervaring op te doen en extra personeel te werven en om te scholen, maar die zes maanden zijn nu al ingebakken in het concept invoeringsbesluit. Echter, als deze periode niet vooral wordt gebruikt om aanzienlijke kostenreductie te bereiken voor kleine bouwwerken door vereenvoudigingen, dan staat dat deel van de bouwproductie per 1 januari 2024 (en ook een halfjaar later) nog steeds voor een vrijwel onneembare hindernis.
Door wordt onder andere BZK, instrumentaanbieders, Bouwend NL en AFNL wordt gewerkt aan stroomlijning van de systematiek om kleine bouwactiviteiten beter te bedienen. Dit gebeurt binnen de marges van wet, besluit en regeling. Dat betekent bijvoorbeeld dat de kwaliteitsborger ook als het gaat om kleine bouwwerken moet voldoen aan alle eisen voor opleiding en ervaring, die in artikel 3.51 Omgevingsregeling worden gesteld. Bij kleine (ver-)bouwprojecten leidt dit tot schieten met een kanon (of een Leopard 2…) op een mug. Het ministerie repliceert dat de eisen gelden voor de kwaliteitsborger als organisatie en niet voor ieder die binnen die organisatie werkzaam is. Echter, de eisen op organisatieniveau werken wel door in de overhead waardoor alle medewerkers ongeacht kennis, kunde en ervaring duurder worden dan voor hun taak logisch en acceptabel zou zijn.
Artikel 7aa Woningwet definieert de kwaliteitsborger als “een natuurlijk of rechtspersoon …”, maar door het hele eisenpakket ook voor de natuurlijke persoon te laten gelden is het in de praktijk onder deze regels uitgesloten om als eenpitter kwaliteitsborger te zijn. Aanpassingen van amvb en regeling zijn noodzakelijk om te zorgen dat een ervaren bouwkundige op MBO-niveau met een jaar of drie ervaring voor bouwwerken van geringe omvang en complexiteit dit werk als een-mans (M/V) onderneming kan doen. Dat leidt tot lagere kosten, minder bureaucratische en organisatorische rompslomp en concretere resultaten. De klant kan zo ervaren, dat de kwaliteitsborger waar voor z’n geld levert in plaats van weinigzeggende papierlawines.
Als vereenvoudiging achterwege blijft, dan is bij inwerkingtreding van de Wkb stagnatie voorspelbaar van het meldingplichtige deel van de bouwproductie, voor zover het niet vergunningvrij is. Het is overigens onzin om te roepen dat de Wkb de ambities op het gebied van de woningproductie in de weg zou zitten. Integendeel, grote en middelgrote woningbouwprojecten hebben voorspelbaar baat bij die wet, zowel qua kostenbesparing als qua tijdwinst. Dat geldt zowel voor nieuwbouw als renovatie. Vertraging bij nieuwbouw is alleen te verwachten waar het gaat om vrijstaande woningen en tweekappers. En dat zijn de aantallen niet die de minister voor ogen staan.
In het interview zei ik ook: “Het verder uitstellen van de Wkb voor de meer complexe bouwwerken, is echt een denkfout. Die stamt uit het jaar 2013. Minister en Tweede Kamer hebben toen gezegd: Laten we beginnen met eenvoudige bouwwerken. Dat klinkt logisch, maar is het niet. Juist bij complexe bouwwerken en meestal grote bouwers is al meer kwaliteitsbewaking aanwezig en is door de Wkb kostenreductie en tijdwinst te behalen. Terwijl de kleine bouwers die actief zijn in verbouw en kavelbouw met het tegendeel te maken krijgen: een onnodig dure kwaliteitsborger plus meer eigen overhead.”
In zijn Kamerbrief van 23 januari 2023 legt de minister uit dat na drie jaar fase 1 voor evaluatie, besluitvorming daarover en vertaling naar de regelgeving twee jaar nodig zijn. Je kunt het proces echter ook zo inrichten dat je die twee jaar halveert, door meteen op 1 januari 2024 te beginnen met monitoren en evalueren. De afronding daarvan inclusief voorstellen van aanpassingen van amvb en regeling en besluitvorming daarover kan – als de politieke wil er is – ook binnen een jaar. Proefprojecten in deze hogere gevolgklassen zijn en worden al uitgevoerd en kunnen voor aanvullende info zorgen.
De minister wil de woningbouw versnellen en bedenkt daarvoor procedurele versnellingen. Daar is veel voor te zeggen. In stedelijke gebieden, waarop qua productie-aantallen het accent ligt, vallen heel veel bouwwerken door combinatie met parkeervoorzieningen of andere functies of puur door bouwhoogte in GK 2 (en 3). Pilots en proefprojecten met dergelijke bouwwerken hebben al aangetoond dat kwaliteitsborging leidt tot tijdwinst en minder faalkosten. Als ik als ik in zijn schoenen stond (maar zulke heb ik niet…) zou ik elke mogelijkheid aangrijpen om invoering van fase 2 te versnellen. Onder andere door de evaluatie zo op te tuigen als in deze blog voorgesteld.
Ben je nieuwsgierig geworden? Klik hier voor meer informatie over het boek.