In de gepubliceerde uitspraak van 22 december 2025 (ECLI:NL:RBGEL:2025:6233) wordt bevestigd dat het mogelijk is om via een voorwaarde in de BOPA het huidige gebruik van het omgevingsplan te verbieden zodra er gebruik wordt gemaakt van de BOPA.

De overweging van de rechtbank:
De voorzieningenrechter stelt vast dat het college bij de beoordeling of het een omgevingsvergunning wenst te verlenen ervan uit is gegaan dat het bestaande gebruik als paardenhouderij niet langer plaats zal vinden. Zoals eisers terecht hebben aangevoerd, is de beëindiging van het gebruik als paardenhouderij niet met een voorschrift geborgd in de omgevingsvergunning. Het is dus niet (bestuursrechtelijk) uitgesloten dat vergunninghouders in de toekomst op het perceel een paardenhouderij starten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter dient het college dit – als het van oordeel is dat beëindiging van de paardenhouderij nodig is in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties – in het kader van de rechtszekerheid te borgen in de omgevingsvergunning door dit als voorschrift aan de vergunning te verbinden.
Op 28 november 2025 oordeelde een voorzieningenrechter al eerder dat bij een BOPA waarbij wordt afgeweken van het toegestane gebruik in het omgevingsplan, dit toegestane gebruik later niet kan worden gecombineerd met de BOPA:
Verzoekers voeren onder verwijzing naar de website iplo.nl (Informatiepunt Leefomgeving) aan dat het college de omgevingsvergunning voor een bopa niet heeft mogen verlenen. Daartoe stellen verzoekers dat in dit geval sprake is van functieverandering (van bijeenkomst/horeca naar wonen) waarbij de geplande woningen niet volledig op de locatie van de te slopen bebouwing worden gerealiseerd. Hierdoor blijft een deel van de oorspronkelijke bebouwing en de bijbehorende functie volgens het omgevingsplan juridisch mogelijk. Dit betekent dat het schrappen of wijzigen van de regels uit het omgevingsplan noodzakelijk is om het bouwplan mogelijk te maken en dit zou dan door een wijziging van het omgevingsplan moeten gebeuren, aldus verzoekers. De voorzieningenrechter overweegt dat in het geval een omgevingsplanactiviteit in strijd met het omgevingsplan is, het college deze activiteit op twee manieren kan toelaten: via een omgevingsvergunning voor een BOPA of een wijziging van het omgevingsplan. Het college heeft in dit geval gekozen om de activiteiten via een omgevingsvergunning voor een BOPA toe te staan. Voor dit concrete bouwplan komt die omgevingsvergunning in de plaats van het omgevingsplan. Het omgevingsplan blijft wel gelden, maar heeft voor dit specifieke bouwplan dus geen betekenis. De omgevingsvergunning staat wat dat betreft op zichzelf (Rb. Rotterdam 27 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:1788, onder 11.2.). Dat betekent dat ter plaatse van dit bouwplan geen horeca is toegestaan en dus ook geen functiemenging zal ontstaan. Een wijziging van het omgevingsplan is dan ook niet nodig.
Hiermee lijkt voorlopig dat de omgevingsvergunning, als het meest flexibele instrument van de Omgevingswet, daadwerkelijk waar wordt gemaakt.
