In 2021 is het aandeel gereguleerde huurwoningen gedaald tot minder dan 34 procent van het totale aantal bewoonde woonruimten. In 2012 was dit nog ruim 37 procent. Het aandeel geliberaliseerde huurwoningen verdubbelde in dezelfde periode tot bijna 8 procent. Vooral bij private verhuurders zijn relatief minder gereguleerde huurwoningen beschikbaar. Het gereguleerde segment per gemeente varieert van 15 procent tot meer dan 45 procent. Dat blijkt uit bestaande en nieuwe gegevensbronnen van het CBS over de woningmarkt.

Naast gereguleerde en geliberaliseerde huurwoningen (samen ruim 41 procent in 2021) bestaan de bewoonde woonruimten uit koopwoningen (58 procent) en woningen waarvan het eigendom niet kon worden vastgesteld, zoals woonboten en woonwagens.
Tussen 2012 en 2021 is het aantal bewoonde woonruimten met ruim 600 duizend gestegen, terwijl het aantal gereguleerde huurwoningen in deze periode juist een fractie gedaald is. De stijging komt voor rekening van de geliberaliseerde huurwoningen en de koopwoningen. Het aantal geliberaliseerde huurwoningen met een kale maandhuur tot 1 000 euro (de ‘middenhuur’) steeg tot bijna 400 duizend in 2021 (5 procent van de bewoonde woonruimten).
De voorraad huurwoningen in de vrije sector is de afgelopen jaren fors gestegen bij private verhuurders. In 2021 bestond de helft van hun portefeuille uit geliberaliseerde huurwoningen, terwijl dat in 2012 nog maar een kwart was. Dit kan het gevolg zijn van het bouwen van nieuwe woningen, maar ook van voormalige koopwoningen of gereguleerde huurwoningen die nu in de vrije sector worden verhuurd.
Het aantal huurwoningen van woningcorporaties en de samenstelling ervan is tussen 2012 en 2021 nauwelijks veranderd. Zowel bij woningcorporaties als private verhuurders is het aantal gereguleerde huurwoningen licht gedaald.
De ontwikkelingen in de grootste gemeenten verschillen van de landelijke ontwikkeling. In Amsterdam is het aandeel huurwoningen in de vrije sector meer dan verdubbeld, van 9 procent in 2012 tot 22 procent in 2021. Vooral het aandeel geliberaliseerde huurwoningen vanaf 1 000 euro groeide flink. Het gereguleerde segment is gekrompen tot 47 procent in 2021. Ook in Den Haag en Utrecht steeg het aandeel van de vrije sector, ook daalde het aandeel koopwoningen. De ontwikkeling in Eindhoven was afwijkend: het aandeel gereguleerde huurwoningen steeg, terwijl het aandeel geliberaliseerde huurwoningen tot 1 000 euro daalde.
In het merendeel van de Nederlandse gemeenten (191 gemeenten) was het aandeel gereguleerde huurwoningen per 1 januari 2019 minder dan 28 procent. In Alphen-Chaam, Eijsden-Margraten, Veere, Bergeijk, Oirschot en Reusel-De Mierden lag het aandeel rond 15 procent.
In 92 gemeenten was het aandeel 32 procent of meer, in Groningen, Vlaardingen, Heerlen, Delft, Amsterdam en Rotterdam zelfs meer dan 45 procent. In de resterende gemeenten lag het aandeel gereguleerde huurwoningen tussen de 28 en 32 procent en schommelde daarmee rond de streefwaarde van 30 procent gereguleerde huur per gemeente uit het programma ‘Een thuis voor iedereen’ onder de Nationale Woon- en Bouwagenda.
Kamerbrief over Nationale Woon- en Bouwagenda en het Programma Woningbouw
