De eerste generatie omgevingsvisies waren vaak een feest voor de gemeenteraad. De visies hielpen om gezamenlijk, van politiek links tot rechts, het gesprek te starten over de toekomst van de gemeente. De omgevingsvisie liet zien dat we het over veel eens kunnen worden en dat er veel meer is dat ons bindt dan ons scheidt. Met regelmaat zijn omgevingsvisies unaniem door de raad vastgesteld. En toch… nu merken we dat de omgevingsvisie toch niet altijd even behulpzaam is. Dat we elkaar op hoofdlijnen weliswaar goed kunnen vinden, maar als het op de uitwerking aankomt, de kompaswaarde van de eerste omgevingsvisies toch tekort schiet. Zeker nu de ruimte schaars is en niet alles overal meer kan, geeft de omgevingsvisie vaak niet (de richting van) een antwoord. Besturen is keuzes maken. Niet kiezen leidt tot een voortdurende strijd om de ruimte en botsing van belangen. Duidelijkheid is belangrijk om voortgang en vooruitgang te kunnen boeken. Gelukkig heeft de Omgevingswet daar op ingespeeld. De beleidscyclus biedt alle ruimte om de omgevingsvisie te herzien, te verrijken en aan te scherpen.
De basis van de eerste omgevingsvisie is een mooi vertrekpunt om de omgevingsvisie 2.0 meer kompaswaarde te geven. Om met de visie resultaten te bereiken: van een wensenlijst naar een agenda. Om de visie actief in te zetten, de beleidscyclus aan te zwengelen en de ontwikkeling van de gemeente vlot te laten lopen.
Ook deze stap naar een omgevingsvisie 2.0 kan net zo’n feest worden als bij de eerste omgevingsvisies. Het vraagt uitwerking op drie vlakken.
Raad en college moeten opnieuw in gesprek. Hoe willen we samenwerken, bij de herziening en daarna? Hoe geven we elkaar de ruimte en respecteren we ieders rol? De omgevingsvisie vergt een constructief werkproces tussen college en gemeenteraad. De raad moet het gevoel hebben eigenaar te zijn van de omgevingsvisie. Dat betekent dat het college vooraf werkafspraken moet maken met het Presidium over:
Een goede omgevingsvisie begint met een raad die zich eigenaar voelt
Veel omgevingsvisies blijven vrij algemeen. Vaak nemen ze brede welvaart en een toekomstbestendige leefomgeving als het hoogste doel. De visies kennen een brede set aan ambities voor de langere termijn. Dat is een mooie basis. Om van wensen naar aanpak te komen, vraagt de omgevingsvisie 2.0 een doelgerichte uitwerking. Door doelen scherp te stellen, is het gemakkelijker om ook keuzes te maken, programma’s te agenderen en zo nodig te prioriteren. Het is goed om te beseffen dat duidelijke kaders vaak meer handelingsvrijheid geven. En dus meer slagkracht en resultaat. Je leest hier ook meer over in dit artikel.
De omgevingsvisie is zelfbindend. In de praktijk vertaalt zich dat naar vrijblijvendheid. Wil de omgevingsvisie echt agenderend kunnen werken, dan is het nodig de omgevingsvisie door te vertalen in de gemeentelijke (meerjaren)begroting. Immers, geld stuurt inzet en fte’s. In een nu vaak overbelaste gemeentelijke organisatie en met het zogenoemde financiële ravijnjaar 2026 voor de boeg, helpt de begroting om te prioriteren tussen doelen en ambities. Om te durven zeggen: ‘dit doen we niet, nog niet of niet meer’. De omgevingsvisie 2.0 is een kans om het vizier op de fysieke leefomgeving scherp te stellen. Geïnspireerd door het college brengt de raad focus aan door werkelijk te kiezen en te prioriteren. Die bestuurlijke samenwerking schept rust en overzicht. Besturen met resultaat!