Op 30 juni 2021 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een baanbrekende uitspraak. De regering had bij de voorbereiding van de wettelijke normen voor windparken uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (Barim) en de Activiteitenregeling milieubeheer (Rarim) een milieueffectrapport (MER) moeten opstellen. De aanleiding voor deze uitspraak was het Nevele arrest van het Europees Hof van Justitie dat oordeelde dat op grond van de Europese Richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling een MER moet worden opgesteld voor de wettelijke normen voor windturbines. Totdat het MER is opgesteld mogen deze normen niet worden gebruikt. De uitspraak leidde tot veel vragen en rechtsonzekerheid. Op 13 mei is de ontwerp Tijdelijke overbruggingsregeling windturbineparken openbaar gemaakt. Deze heeft als doel de strijdigheid op te heffen en duidelijkheid te verschaffen.
De overbruggingsregeling schrapt de normen voor windparken uit het Barim en Rarim over onder meer veiligheid, slagschaduw en geluid, omdat deze in strijd zijn met het Europees recht. Omdat nu niet helder is aan welke normen bestaande windparken moeten voldoen, blijven de oude normen gelden totdat de nieuwe normen zijn vastgesteld. Er is geen MER opgesteld bij de voorbereiding van de overbruggingsregeling, omdat het een tijdelijke regeling betreft. Bij het voorbereiden van de definitieve regeling zal wel een MER worden opgesteld.
"Omdat nu niet helder is aan welke normen bestaande windparken moeten voldoen, blijven de oude normen gelden totdat de nieuwe normen zijn vastgesteld."
Het is begrijpelijk dat de wetgever alvast duidelijkheid wil verschaffen voor windparken, maar is deze regeling wel volledig? Dat is maar de vraag. De Raad van State heeft uitdrukkelijk geoordeeld dat de normen niet mogen worden gebruikt totdat een MER is gesteld.
Deze twijfel is ook tot uitdrukking gebracht door de Afdeling advisering van de Raad van State. In feite worden de huidige normen gewoon toegepast voor bestaande windparken. Als de overbruggingsregeling de strijdigheid met het Europees recht niet opheft wordt het Europees recht feitelijk opgeschort. Dat is alleen mogelijk als sprake is van een uitzondering en om dwingende redenen van rechtszekerheid en moet deugdelijk worden gemotiveerd.
De Afdeling advisering ziet de overbruggingsregeling als een uitzondering omdat deze tijdelijk is, totdat een definitieve regeling is vastgesteld waarbij wel een MER is opgesteld. Maar de overbruggingsregeling regelt de tijdelijkheid niet. Daarnaast is niet deugdelijk gemotiveerd hoe de regeling zich tot het Europees recht verhoudt. Het volledige advies kunt u hier lezen.
Kortom, het blijft nog even spannend. Daarnaast blijft het uiteraard de vraag hoe de definitieve regeling eruit zal zien.