Onder de Omgevingswet is het nieuwe uitgangspunt dat voor het bouwen van een bouwwerk voortaan twéé vergunningen moeten worden aangevraagd: de technische vergunning en de ruimtelijke vergunning (ook wel genoemd 'de omgevingsplanactiviteit die bestaat uit het bouwen'). In deze blog borduren we voort op dit onderwerp en kijken we naar de situaties waarin een dergelijke omgevingsplanactiviteit vergunningvrij is.
Uiteraard wordt ervan uitgegaan dat de beoogde bouwactiviteit wordt aangemerkt als omgevingsplanactiviteit en dus, behoudens de vrijstelling, vergunningplichtig is. Als er geen sprake zou zijn van een omgevingsplanactiviteit, is er immers ook geen vergunningplicht.
De vergunningvrije omgevingsplanactiviteiten voor bouwen zijn vastgelegd in artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit artikel bevat een uitgebreide lijst van vrijgestelde bouwactiviteiten, waaronder ‘usual suspects’ zoals dakkapellen, vlaggenmasten en bepaalde onderhoudswerkzaamheden.
De lijst komt grotendeels overeen met wat is opgenomen in artikel 2 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze activiteiten zijn altijd vrijgesteld van een omgevingsvergunning, ongeacht de regels die verder in het omgevingsplan zijn opgenomen. Er is echter één uitzondering: de regels in het omgevingsplan die betrekking hebben op welstand (ontsiering van het uiterlijk van het bouwwerk), blijven onverminderd van toepassing.
Naast de vergunningvrije activiteiten uit artikel 2.29 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), zijn ook in het tijdelijk deel van het omgevingsplan (ook wel de 'bruidsschat' genoemd) vergunningvrije activiteiten opgenomen. In artikel 22.27 van de bruidsschat zijn de vergunningvrije activiteiten opgenomen die voorheen te vinden waren in artikel 3 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit artikel specificeert de bouwactiviteiten waarvoor geen vergunning vereist is, mits ze voldoen aan de regels van het omgevingsplan!
In artikel 22.36 van de bruidsschat zijn de vergunningvrije bijbehorende bouwwerken, erf- en perceelafscheidingen hoger dan een meter, en het gebruik van bestaande bouwwerken voor mantelzorg te vinden. Deze activiteiten waren onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) opgenomen in artikel 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze activiteiten zijn van rechtswege in overeenstemming met het omgevingsplan, zonder dat een toetsing aan de overige regels van het omgevingsplan nodig is.
De meest belangrijke wijziging hierin is dat de gemeente nu de bevoegdheid heeft om deze regels te wijzigen, te handhaven of te laten vervallen. De gemeente kan er ook voor kiezen om deze lijst verder uit te breiden, zodat voor nog meer activiteiten (of met een grotere omvang) geen vergunning nodig is. Het is ook denkbaar dat een gemeente de vergunningplicht vervangt door bijvoorbeeld een meldplicht.
In sommige situaties zijn de mogelijkheden om vergunningvrij te bouwen beperkt. Dit is met name het geval bij monumenten en beperkingen vanwege externe veiligheid, zoals in zones rondom munitieopslag, bij bepaalde stoffen, of bij milieubelastende activiteiten.
In eerste instantie lijken de meeste (ruimtelijke) gevallen die onder de huidige wet- en regelgeving (de Wabo) zijn vrijgesteld, ook te zijn vrijgesteld onder de Omgevingswet. Schijn bedriegt echter. Met name valt op dat de cruciale vrijstelling voor bijbehorende bouwwerken, die onder de Wabo een prominente rol speelt, onder de Omgevingswet is ondergebracht in het tijdelijke deel van het bestemmingsplan.
Deze verplaatsing van deze regels geeft gemeenten de bevoegdheid om naar eigen inzicht aanpassingen te maken of aanvullingen te doen op de regels met betrekking tot het ruimtelijke aspect van de vergunningplicht.