Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Deze wet vervangt 26 losse wetten, waaronder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op grond waarvan voorheen vaak omgevingsvergunningen voor het huisvesten van asielzoekers werden verleend. De uitdagingen omtrent dit onderwerp zijn onveranderd, maar geldt dat ook voor de manier waarop de bestuursrechter daar onder de nieuwe wet naar kijkt? Lees het in dit blog!
Vóór 1 januari 2024 toetste de bestuursrechter een omgevingsvergunning tot met het bestemmingsplan strijdig handelen aan het criterium van een ‘goede ruimtelijke ordening’. Onder de Omgevingswet (Ow) gaat het om een omgevingsvergunning voor een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit’ en is het toetsingscriterium vervangen door ‘een evenwichtige toedeling van functies aan locaties’ (“ETFAL”). Alleen als sprake is van ETFAL, kan de bestuursrechter zo een omgevingsvergunning verlenen. In dit blog behandelen wij vier uitspraken waarin de bestuursrechter de invulling van ETFAL betrekt bij projecten over huisvesting van asielzoekers/ontheemden.
De vier te noemen uitspraken zijn alle gewezen door de bestuursrechter die een voorlopige voorziening treft: de voorzieningenrechter. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter. De rechtbank is hier in een (eventueel) bodemgeding niet aan gebonden.
Er is een omgevingsvergunning verleend voor de tijdelijke crisisnoodopvang van 250 personen voor de duur van één jaar [1]. Verzoekers zijn het niet eens met dit besluit. Zij gaan in bezwaar en vragen de bestuursrechter een voorlopige voorziening te treffen. De bestuursrechter wijst het verzoek af op de door verzoekers aangedragen gronden (burgerparticipatie, afbreuk aan het landschap, alternatieve locaties, strijd met het omgevingsplan en belangenafweging). Hoewel de bestuursrechter geen expliciete aandacht besteedt aan ETFAL, overweegt zij dat het belang van de gemeente om de asielzoekers op te vangen prevaleert boven het belang van de verzoekers. De opvang van asielzoekers dient een groot maatschappelijk belang, er is momenteel geen alternatieve locatie en de omgevingsvergunning voorziet in een tijdelijke opvanglocatie. Daarnaast schenkt de bestuursrechter aandacht aan burgerparticipatie, een instrument dat onder de Ow meer aandacht zou moeten krijgen. De bestuursrechter verduidelijkt dat met burgerparticipatie niet beoogd wordt consensus of unanieme steun te bewerkstelligen. Het doel van burgerparticipatie is burgers in een vroegtijdig stadium te betrekken bij de besluitvorming en hen daarin een stem te geven. Dat de gemeente de mogelijkheid biedt tot het indienen van een zienswijze, volstaat hiervoor.
In een andere zaak gaat het over een omgevingsvergunning voor het huisvesten van 80 Oekraïense vluchtelingen en maximaal tien statushouders in een hotel in Epe voor drie jaar [2]. De bestuursrechter overweegt hier dat aangezien het om een hotel gaat, de impact op het woon- en leefklimaat voor verzoekers gering is. Ook voordat de vluchtelingen en statushouders hier werden gehuisvest was het immers mogelijk dat het hotel helemaal vol zat. Dat er een aantal plaatsen bij komt en dat de vluchtelingen en statushouders langer zullen verblijven dan de reguliere hotelgast, maakt volgens de bestuursrechter weinig verschil. De bestuursrechter neemt daarnaast de duur van drie jaar, verkeers- en sociale veiligheid, overlast, vermindering van toerisme en invloed op het Natura 2000-gebied mee in haar afwijzing van het verzoek tot schorsing.
Het is druk in Epe, want ook de derde uitspraak gaat het over de opvang van asielzoekers in een hotel in Epe. In dit geval gaat het om 276 asielzoekers voor de duur van zes maanden [3]. De bestuursrechter wijst ook hier de verzoeken af. De gemeente heeft volgens de bestuursrechter in redelijkheid kunnen besluiten dat sprake is van ETFAL. Hierbij neemt zij onder meer in overweging de (sociale) veiligheid en overlast. Omdat de gemeente hier een veiligheidsplan had opgesteld, was de veiligheid voor zowel de asielzoekers als de omwonenden voldoende gewaarborgd. Daarnaast besteedt de bestuursrechter ook hier aandacht aan burgerparticipatie. In dit geval heeft de gemeente aan omwonenden een brief gezonden met het plan en een informatieavond georganiseerd. De bestuursrechter meent daarom dat voldoende burgerparticipatie heeft plaatsgevonden.
Een laatste interessante uitspraak gaat over een geval waarin géén omgevingsvergunning was verleend, maar tóch asiel werd geboden [4]. Het ging om de tijdelijke opvang van 25 statushouders en 1 asielzoeker in een paviljoengebouw voor de duur van drie maanden. De bestuursrechter oordeelt dat de belangen van de gemeente bij het opvangen van de statushouders en de asielzoeker zwaarder weegt dan het ontbreken van de omgevingsvergunning en het belang van de verzoekers, die vrezen voor een onveilig gevoel in de buurt. Daarbij kent de bestuursrechter betekenis toe aan het grote maatschappelijke belang om statushouders zo snel mogelijk op te vangen, het relatief kleine aantal op te vangen personen, de beperkte duur en de relatief beperkte afwijking van het omgevingsplan.
In dit blog schetsten wij vier recente uitspraken over planologische toetsing van besluiten over opvang van asielzoekers. Hoewel het toetsingskader onder de Ow is veranderd ten opzichte van de Wabo, lijkt de toetsing door bestuursrechters weinig veranderd. Opvallend is wel de extra aandacht voor voldoende burgerparticipatie. Daarnaast lijkt de bestuursrechter veel betekenis toe te kennen aan het maatschappelijk belang van asielhuisvesting, zodanig zelfs dat de afwezigheid van een omgevingsvergunning wordt gedoogd. Wat nog altijd zichtbaar relevant blijft onder de Ow zijn thema’s als het aantal asielzoekers, de duur van het verblijf en de beschikbare alternatieven.
[1] Rb. Noord-Holland 5 maart 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:3117.
[2] Rb. Gelderland 29 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1822.
[3] Rb. Gelderland 11 april 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:2126.
[4] Rb. Gelderland 19 maart 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:1505.