Hoe richt je als gemeente de kwaliteitsadvisering binnen de beleidscyclus van de Omgevingswet zó in dat elk ruimtelijk initiatief de omgevingskwaliteit behoudt of versterkt én bijdraagt aan de grote maatschappelijke opgaven? Directeur Mariëlle Hoefsloot deed hier uitgebreid onderzoek naar en kwam tot waardevolle inzichten voor gemeenten.

Op 15 september behaalde Mariëlle haar MBA-diploma Publieke en Private Samenwerking. Ter afronding van haar studie deed ze onderzoek naar een toekomstbestendig toezicht- en adviesstelsel voor omgevingskwaliteit in gemeenten. De samenvatting van dit vernieuwende onderzoek lees je hieronder. Wil je liever het volledige onderzoek doornemen? Dat kan hier.
Inleiding
Naast het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving, is de realisatie van omgevingskwaliteit één van de drie doelstellingen van de Omgevingswet. Professionele advisering en toezicht over omgevingskwaliteit vormt daarom essentiële input voor het goed functioneren van lokale en regionale overheidsorganisaties op dit gebied. Omgevingskwaliteit wordt in hoge mate lokaal bepaald, en de realisatie van omgevingskwaliteit is binnen de overheid daarom polycentrisch (op regionaal en lokaal niveau) georganiseerd, zowel qua inhoud en resultaat als qua proces. Echter, hoe dit proces efficiënt ingericht kan worden, is op lokaal en regionaal niveau nog niet goed bestudeerd. De resultaten van dit onderzoek bieden enkele belangrijke inzichten in het complexe stelsel van kwaliteitsadvisering.
De centrale onderzoeksvraag luidde als volgt:
Hoe kunnen gemeenten hun kwaliteitsadvisering binnen de beleidscyclus van de Omgevingswet zó inrichten dat bij ieder ruimtelijk initiatief of ruimtelijke ontwikkeling op efficiënte wijze de omgevingskwaliteit wordt behouden of verhoogd en dat grote maatschappelijke opgaven in samenhang en op een toekomstbestendige manier vorm krijgen?
Omdat bovenstaande vraag zowel een organisatie-intern perspectief kent als effect heeft op het resultaat van overheidshandelen in relatie tot maatschappelijke initiatieven, is de onderzoeksvraag op te knippen in twee deelvragen:
• Hoe dient kwaliteitsadvisering zich te verhouden tot de gemeentelijke beleidscyclus onder de Omgevingswet? Met andere woorden: hoe is de samenhang tussen de verschillende adviesrollen binnen de kwaliteitsadvisering en hoe draagt het geheel aan kwaliteitsadvisering bij aan de werking van de beleidscyclus?
• Hoe dient kwaliteitsadvisering zich te verhouden tot de veelheid aan ruimtelijke initiatieven, ontwikkelingen en ruimtelijke transitieopgaven?
Door een ontwerpgerichte onderzoeksaanpak te volgen biedt het onderzoek een academisch onderbouwd, praktijk georiënteerd instrument voor het inrichten, verbeteren en moderniseren van het lokale adviesstelsel voor omgevingskwaliteit in overheidsorganisaties. Het gepresenteerde instrument helpt overheidsorganisaties en hun kwaliteitsadviseurs om het lokale en regionale kwaliteitsstelsel zo in te richten dat er bij nieuwe ontwikkelingen altijd een betere omgevingskwaliteit kan worden gerealiseerd.
Resultaten
Het onderzoek heeft een drietal resultaten opgeleverd:
1. een overzicht van de hoofddoelstelling van kwaliteitsadvisering, aangevuld met een drietal subdoelstellingen die specifiek gelden in die overgangsperiode 2025-2031, waarin gemeenten hun oude ruimtelijke instrumenten omzetten naar de kerninstrumenten van de Omgevingswet en de doelstellingen van de Omgevingswet (integraal, samen met de omgeving en soepeler procedures) langzaamaan landen in de werkprocessen en overige instrumenten,
2. een conceptueel model met drie verschillende vormen van kwaliteitsadvisering (figuur A),
3. dertien ingrediënten of onderscheidende elementen voor de taakomschrijving van de kwaliteitsadvisering (tabel A).
Resultaat 1: Doelstellingen kwaliteitsadvisering 2024-2031
De Omgevingswet zet het maatschappelijk initiatief centraal én neemt het integraal werken als uitgangspunt (Memorie van Toelichting Omgevingswet, 2014, p.5). In onderstaand tekstkader staan de verbeterdoelen van de Omgevingswet beschreven. Gemeenten hebben de periode 2024 – 2031 om al hun kerninstrumenten én hun overig instrumentarium en werkprocessen zo in te richten dat deze verbeterdoelen gerealiseerd worden. Dat betekent niet alleen veel voor het wettelijke instrumentarium, zoals de omgevingsvisies en -plannen en de bijbehorende beleidsregels, maar vooral ook voor de werkprocessen én voor de kwaliteitsadvisering.
Lees verder op de website van Federatie Ruimtelijke Kwaliteit
